Verklaring van dienstplichtig soldaat Th.M. Remie

Verklaring van den dienstplichtig soldaat REMIE Th.M. van M.C.-III-11 R.I. afgelegd
in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 28 Juli 1947.
--------------------

Wij kregen die opdracht op 13 Mei om ongeveer 18.00 uur. Een officier vroeg mij of ik bereid was om een speciale opdracht uit te voeren. Hij bracht mij naar den Overste HENNINK. De Overste vertelde ons, dat hij geen verbinding meer had met Commandant IVe Divisie, en dat we daarom een bericht moesten overbrengen en ook het vaandel medenemen.
Overste HENNINK heeft persoonlijk het vaandel van de stok gehaald en gaf het daarna aan ons. (Sergeant THOMASSEN en mij). Het kan ook zijn, dat het los op een tafel lag. De Overste heeft ons speciaal op het hart gedrukt, dat, wanneer één van ons sneuvelde, de ander het vaandel moest overnemen. Sergeant THOMASSEN had het bericht aan den binnenkant van zijn helm en het vaandel had hij om zijn middel gebonden. Wij hebben den commandopost verlaten aan de Noord-West-zijde. Wij zijn schuin naar de spoorwegovergang gegaan bij kilometerpaal 25. Aan de achterzijde van de spoorbaan kwamen wij door mijnenvelden. Wij namen het harde gedeelte van den weg. Ik was nog nooit op den commandopost van de IVe Divisie geweest. Wij zijn gegaan van kilometerpaal 25 via den autoweg en kwamen vrij spoedig op een zandweg, die pal West ging en na een kruispunt te hebben gepasseerd, kwamen wij op den commandopost uit. Wij zijn de prikkeldraadversperring gepasseerd, die met een ketting vastgelegd was. Wij vonden den commandopost verlaten. Wij zagen niemand onderweg, maar wel achtergelaten munitie, geweren, uitrustingsstukken, enz.

Wij zijn in Westelijke richting teruggegaan. Onderweg vonden wij fietsen, waarop wij verder zijn gegaan. Even later bereikten wij een tweede prikkeldraadversperring, waar wij overgeklommen zijn. Wij zijn na verschillende boschpaadjes uitgekomen bij de Remmerdensche heide (driesprong groote weg Rhenen - Amerongen). Wij hebben overleg gepleegd of wij den Rijn over zouden zwemmen, of den hoofdweg verder zouden gaan. Het laatste hebben wij gedaan. Waar de weg naar Veenendaal afbuigt, hebben wij de achterhoede van ons leger bereikt. Wij hadden het goede wachtwoord niet meer, maar hebben aan een Kapitein het vaandel laten zien. Hij deelde ons mede, dat Commandant IVe Divisie vermoedelijk al in Amerongen zou zijn. Daar hebben wij geïnformeerd bij het vroegere Bataljonbureau van III-11 R.I. op het plein. Daar hoorden wij, dat de Kolonel vermoedelijk in Wijk bij Duurstede zou zijn. Wij werden overal aangehouden, maar hebben het woord "spoedordonnans" voor Commandant IVe Divisie gebruikt. In Wijk bij Duurstede was de Commandant ook niet. Daar hebben wij een militaire autobus genomen, want de Commandant IVe Divisie zou in IJsselstein zijn. Wij hadden een langdurig oponthoud bij de sluis. Toen kwam er een dikke mist opzetten en de chauffeur was niet met het terrein bekend. Wij zijn daarna op een militaire vrachtauto overgestapt. Te ongeveer 6 uur hebben wij IJsselstein bereikt en daar hebben wij bericht en vaandel overgegeven aan een Kapitein van den Staf op het stadhuis. De Kapitein zei, dat wij 's middags terug moesten komen bij den Kolonel.

Wij hebben bij deze actie geen last van angst gehad. Wij moesten alleen erg voorzichtig zijn. Angst heb ik alleen in het begin gehad bij de eerste aanraking met den vijand op den Grebbeberg. Ik zag, dat er verschillenden gek werden van angst en dacht, dat mag mij niet overkomen en daardoor kwam ik er overheen.

Zondagmiddag om 15.00 à 16.00 uur zijn wij op den Grebbeberg gekomen (10 en 11 Mei lagen wij in Leersum). Wij moesten onze mitrailleurs in stelling brengen in de stoplijn op den Grebbeberg tusschen mortierstellingen in (mijn Commandant was de Kapitein STEENBERGEN). Dat kon niet, want dat gedeelte van het terrein lag onder zwaar artillerievuur.

Ik was No. 3 van de mitrailleurbediening.

Wij zijn naderhand teruggetrokken. Onze Kapitein kreeg de opdracht om de opening in het prikkeldraad tegenover het nieuwe hotel te bewaken (wij zaten er ongeveer 100 meter van af), want daar werd een aanval van stoottroepen verwacht. Wij hoorden het geluid van een nachtegaal en even daarna kregen wij handgranaten over ons heen. Het waren Duitschers, die naderden op gummi pantoffels. Ik schat hun aantal op een kleine 100 man. Ik hoorde overal "Hauptmann" zeggen. Ik dekte mij en dacht: "Misschien vinden ze mij niet". De Duitschers kwamen langs den weg en uit het bosch. Het was toen tegen middernacht. Het was erg donker. Alleen door de lichtflitsen uit de geweren kon je iets zien. Ik heb even gevuurd met mijn pistool. Ik was neergezet op een meter of 50 van de zware mitrailleur af. Het grootste deel van onze compagnie slaagde er in om door de opening terug te trekken. Er zijn daar veel Duitschers gesneuveld. Op een gegeven moment viel er iemand over mij heen. Hij was dood of zwaargewond. Ik zag, dat enkele Duitschers in mijn omgeving het terrein afzochten en wanneer zij een lichaam op den grond zagen liggen, gaven zij er een trap tegen en wanneer de persoon niet opstond, kreeg hij nog enkele kogels toe. Toen een Duitscher mij een trap gaf, nadat enkelen het slachtoffer van mij hadden afgenomen, ben ik opgestaan. Wij moesten voor de troep Duitschers uitloopen. Toen werd er ontzettend geschoten door onze eigen mitrailleurs. Ik deed alsof ik geraakt werd en heb mij laten vallen. Die heele troep is over mij heen geloopen en ging dekking zoeken. Ik ben er tusschenuit gekropen. Ik kwam in de buurt van eenige Duitsche gewonden. Eén riep: "Otto, Otto", een ander: "Mutter, Mutter". Ik ben tusschen die gewonden doorgekropen en aarzelde toen of ik hard weg zou loopen, dan wel wegkruipen. Het is goed, dat ik het laatste koos, anders zou ik in rollen prikkeldraad zijn gevallen. Even later heb ik mij gemeld in den commandopost van de pag. in een schuilkelder. Daar was een Majoor. Ik heb den Majoor mededeeling gedaan van wat er gebeurd was. Ik heb dien Majoor gezegd, dat het noodig was, dat er direct iets gedaan werd, want dat die Duitschers heel veel verwarring stichtten en het maar een betrekkelijk kleine groep was. De Majoor heeft niets gedaan. Een Luitenant voelde er wel iets voor. Er kwam daar ook nog een Hollandsche officier binnen, die zei: "Ich gebe mich über". Hij dacht bij de Duitschers te zijn.

Toen het begon te dagen, zei de Kapitein "Wij gaan patrouille loopen". Hij wees mij ook aan. Er was daar een groote verwarring. Wij zijn door allerlei loopgraven getrokken en kwamen toen bij een huis. Wij gingen richting groote weg en kwamen weer bij de opening in de prikkeldraadversperring. Wij vonden daar achtergelaten mitrailleurs, hebben die schietklaar gemaakt en ons van wapens voorzien. Daar lagen verschillende gewonden van onze compagnie. Ik herinner mij een zekeren MEKKING. Hij was niet opgestaan en toen hadden zij een heel pistool op hem leeggeschoten. Hij is aan de verwondingen overleden, evenals GEURTS. Wij zijn nog bij het pakhuis geweest van Ouwehand. Een Kapitein van ons bataljon lag daar in de kelder, die was heelemaal de kluts kwijt. In burger had hij een hooge politiefunctie. Hij zat op de keldertrap en deed niets (in de kantlijn bijgeschreven: "Mr.Dr. Franssen").

Wij hebben nog een paar kisten munitie aangesleept voor de mortieren door een zandafgraving heen in het kreupelhout en hebben deze afgeleverd bij het huis van den dokter. Er werd voortdurend op ons geschoten. Wij wisten niet waar het vandaan kwam. Wij veranderden daarom voortdurend onze positie. Op een gegeven moment kregen wij de mededeeling, dat er een tegenaanval zou worden ingezet.

Wij moesten ons intact houden. Het werd 8 uur en 9 uur en er gebeurde niets. Wij werden hoe langer hoe meer beschoten. Op een gegeven moment dachten wij te hooren, dat de tegenaanval begon. Een sergeant zei tegen mij: "Ga die menschen waarschuwen, dat wij hier zitten". Ik ben door Ouwehands Dierenpark gegaan langs de rots. Er stonden nog steltvogels in de wei. Ik ben langs een telefoonsleuf in den commandopost van Overste HENNINK gekomen. Ik heb den Overste het heele verhaal verteld. Ik moest bij hem blijven, want hij zei, dat hij mij nog wel noodig zou hebben. Ik heb daar wat brood gegeten. Wij kwamen steeds meer onder artillerievuur te liggen. Ik herinner mij, dat er in één van de loopgraven van den commandopost een granaat insloeg, waardoor er drie dooden waren. Wij hebben ons eenige uren gedekt gehouden in een schuilplaats.

In het begin van den middag verschenen de eerste Duitschers. Dat waren geen stoottroepen, maar gewone troepen in grijs uniform. Zij hebben geregeld op ons geschoten. Van hun sterkte kregen wij geen indruk. Uit een boom werd ook geschoten. Ik ben nog onder de tunnel doorgekropen, maar kon ook met mijn kijker niets ontdekken.
Die fopprojectielen sloegen hier en daar als mortierprojectielen in en maakten ter plaatse den indruk van een lichte mitrailleur.
Ik weet wel, dat sommige menschen erg bang waren. De Overste stond soms midden in het vuur boven op de borstwering aanwijzingen te geven. Ik verwonder mij er over, dat hij niet getroffen werd. Een paar officieren bleven voortdurend in de schuilnissen en daar heb ik mij kwaad op gemaakt.
Om ongeveer 18.00 uur kwam een Kapitein naar mij toe en vroeg mij of ik bereid was een speciale opdracht uit te voeren.
Sergeant THOMASSEN was heel correct, flink en dapper. Hij heeft geen seconde geaarzeld om de opdracht uit te voeren.
Ik heb alleen een schriftelijk verslag omtrent het overbrengen van bericht en vaandel ingediend bij den Kolonel NIERSTRASZ.

's-Gravenhage, 28 juli 1947.
(get.) Th.M. Remie.

Opgenomen: FMV.
Typ.: K.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van M.F.M. Keizers.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.41 MB)