Verslag van reserve-eerste luitenant P.H. de Jong

Verslag van reserve-eerste luitenant P.H. de Jong, luitenant-adjudant I-8 R.I.

Den kapitein Dewez heb ik voor het eerst gezien in den ochtend van den 13den Mei 1940. Het was mij toen niet bekend tot welk onderdeel hij behoorde en waar hij de vorige dagen had doorgebracht. Door hem en mij en een aantal onderofficieren en manschappen is de verdediging van het Magazijn Ouwehand ondernomen.

Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets van de omgeving van de commandopost van Majoor Landzaat, Commandant I-8 R.I. (1940) » meer
In den loop van den dag (13.5.40) kwamen de Duitschers hoe langer hoe meer opdringen en weldra werden zij aan alle kanten van het Magazijn gesignaleerd. Ik bevond mij aan de Oostzijde van het Magazijn op de eerste verdieping, waar ik in een aantal van draadglas gemaakte ruiten een gat geslagen had met den kolf van mijn geweer. Tusschen deze ruiten liep ik heen en weer en vuurde een schot, zoodra er een Duitscher te zien was, dus nu door het eene raam dan door het andere. Bij de andere ramen van het gebouw stonden een aantal soldaten, terwijl ik bovenaan de houten trap die naar deze eerste verdieping leidde een sergeant van de pag., wiens naam ik niet weet, had geplaatst met het pistool in de hand.

Nadat wij eenigen tijd op deze verdieping hadden doorgebracht, riep de kapitein Dewez mij toe, dat hij wegging. Waarom hij wegging en waarheen kan ik mij niet herinneren. Het was namelijk nogal rumoerig op dezen zolder en ik had al mijn aandacht noodig voor het observeeren van de Heimersteinschelaan, die ik voor mijn rekening had genomen.

Nadat de kapitein Dewez en het grootste deel van de menschen weggegaan waren, verschenen meerdere Duitschers op de Heimersteinschelaan, waarvan er een zelfs zoo brutaal was tot vlak onder mijn raam door te dringen en daar een lichte mitrailleur in stelling te brengen. Een schot uit mijn geweer maakte een einde aan zijn leven. Op een afstand van ongeveer 15 meter achter dezen Duitscher aan de overzijde van den weg werd door de Duitschers een andere mitrailleur in stelling gebracht, waarachter vandaan ik den eenen schutter na den anderen heb weggeschoten. Blijkbaar vonden de Duitschers het toen raadzamer niet meer langs de Heimersteinschelaan op te dringen, maar meer tusschen den kunstweg en de Heimersteinschelaan of door Ouwehand's Dierenpark. Ik moet hier nog aan toevoegen, dat de Duitschers die door mij op de Heimersteinschelaan aangeschoten werden de lucht vervulden met hun geschreeuw van: "Nicht schiessen, Freunde!".

Klik hier voor een uitvergroting
Militairen bij magazijn Ouwehand's Dierenpark (1939-1940) » meer
Na eenigen tijd begonnen de Duitschers handgranaten te werpen in de richting van ons Magazijn, terwijl van te voren reeds series mitrailleurschoten door de gaten in de ruiten kwamen, waarvandaan ik mijn schoten op de Duitschers gelost had. Op een gegeven moment riepen eenige soldaten, met wie ik nog op den zolder was - het waren er in totaal vier of vijf en die sergeant van de pag. waarover ik het reeds eerder had - dat er beneden brand was uitgebroken. De mogelijkheid was natuurlijk niet uitgesloten door het werpen met handgranaten, daar zich op den beganen grond veel stroo bevond - de paarden van den Majoor Landzaat en mij hadden daar gestaan - en bovendien lag er nog een partij stroo van den heer Ouwehand.

Inderdaad zagen wij eenige rookwolken en allen gaven den wensch te kennen, den zolder te verlaten, hetgeen zij dan ook deden, terwijl ik als laatste de trap afdaalde. Wij begaven ons naar het woonhuis van den heer Ouwehand, waar tot mijn groote ergernis een witte vlag uithing. Ik stormde het huis binnen, terwijl ik een soldaat die bij de deur stond, toeriep de witte vlag binnen te halen. Ik kwam in de keuken van het huis en vond daar den kapitein Dewez met de onderofficieren en manschappen die met ons op den zolder geweest waren. Zij lagen voor het grootste deel apathisch op den grond en er was geen beweging in hen te krijgen.

Klik hier voor een uitvergroting
Het verwoeste magazijn van Ouwehand’s Dierenpark langs de Heimersteinselaan (20 mei 1940) » meer
Ik riep den kapitein toe, dat wij ons moesten verdedigen in dit huis. Maar hij voelde daar blijkbaar niets voor en opperde het denkbeeld dat wij moesten trachten in het donker uit te breken. Gezien de toestand van de troep in dat huis leek het mij toen ook beter dit plan ten uitvoer te trachten te brengen. Na verloop van eenigen tijd werden wij echter door de oprukkende Duitschers gevangen genomen. Nadat wij uit het huis gehaald waren, werden er door de Duitschers eenige handgranaten in het huis geworpen, nadat ik had medegedeeld dat zich niemand meer in het huis bevond.

In de kelder van het huis bevonden zich alleen de gewonde kapitein Maas en de sergeant Dikker [L.H.M. Diecker] die des morgens een schot door den rechterbovenarm had gekregen. Of er nog meer menschen in den kelder waren, is mij niet bekend.

Toen wij op den kunstweg Rhenen - Wageningen aankwamen stond daar een lange colonne Duitschers met het hoofd van de colonne ongeveer ter hoogte van den ingang van Ouwehand's Dierenpark.

[Noot van de redactie: Hier volgt een aantal passages die vakkundig zwart/onleesbaar zijn gemaakt, vermoedelijk omdat het gebeurtenissen beschrijft die te maken hebben met Duitse schendingen van het oorlogsrecht. Hetzelfde fenomeen zien we namelijk bij meerdere rapporten in dit (Nationaal Archief) inventarisnummer 972 waarvan we toevalligerwijze al reeds een niet doorgehaald exemplaar bezitten en de doorgehaalde zaken kunnen duiden. Ander opvallend detail aan dit verslag: het komt niet voor in de reguliere archiefmappen m.b.t. gevechtsrapporten mei 1940.]

Bij Hotel De Wageningsche Berg aangekomen werden wij door de daar zetelende officieren zeer keurig behandeld. [Noot van de redactie: opnieuw een gedeelte zwart/onleesbaar gemaakt.]

Omtrent den kapitein Greter is mij niet veel bekend. Ik trof hem aan in den commandopost toen het onderhoud dat hij met den Majoor Landzaat had gehad ten einde liep. Ik wist toen nog niet wie hij was, en ook niet wat het doel van zijn komst was geweest. Hij verdween nadat de Majoor hem opdracht gegeven had, den Commandant IIe Legerkorps in te lichten omtrent den toestand op den Grebbeberg. Hij maakte op mij den indruk zeer overstuur te zijn.

Omtrent een opdracht aan den kapitein Van Alewijk, een tegenstoot in ons vak te doen, was ons niets bekend (althans voorzoover ik weet). Dit moge blijken uit het feit, dat de Majoor en ik en anderen met een geweer in de hand rondliepen in de veronderstelling dat ons laatste uur op een paar minuten na geslagen had. Plotseling hoorden wij achter ons een luid rumoer en geroep van "Voorwaarts" enz.; het bleek dat de kapitein Van Alewijk een tegenstoot zou gaan doen, vergezeld van een sectie zware mitrailleurs onder bevel van den 1e luitenant Folmer. Ik heb Folmer toen nog gesproken. Het was de laatste keer, dat ik hem zag. Toen ik in den loop van den Zondagmiddag in de stoplijn bij den kapitein Maas was, hoorde ik daar, dat Folmer met een schotwond in een van de schuilplaatsen was gedragen. Hij is daar gestorven.

De opmarsch van III-11 R.I. vond plaats op Zondagmiddag. Wat daarvan aan den Majoor Landzaat bekend was, weet ik niet, want op dat moment bevond ik mij in de stoplijn bij den kapitein Maas. Op het moment dat ik de loopgraaf van 2-III-8 R.I. zou verlaten, kwamen de groepen van dat bataljon juist bij dezen loopgraaf aan. Er viel toen artillerievuur uit een schuine richting, zoodat ik voor mijzelf nog de conclusie trok, dat wij vanuit de Betuwe (overzijde Rijn) werden beschoten.

Omtrent den tegenstoot onder leiding van den Majoor Jacometti was mij niets bekend. Wel heb ik later gehoord dat de Majoor bij deze onderneming was gesneuveld.

In den ochtend van 13 Mei, toen wij wisten dat de Duitschers elk oogenblik ons zouden kunnen bestormen, hoorden wij plotseling een rumoer dat uit de richting Hotel Grebbeberg kwam. Het waren twee personen, de een had een pistool in de hand (een 1e luitenant [J.P.J. Verberne van Staf III-11 R.I.]) en de ander was een kapitein [Mr.Dr. M.H.H. Franssen, commandant van 2-III-11 R.I.]. De kapitein werd door den luitenant voortgeduwd onder bedreiging met het pistool en de luitenant bracht den kapitein voor den Majoor Landzaat, terwijl hij den Majoor mededeelde, dat deze kapitein zich lafhartig gedragen had, de Duitschers met "Freunde" en dergelijke termen had begroet en dat hij hem daarom had weggesleept. Hij vond dat er maatregelen genomen moesten worden tegen den kapitein en wat de Majoor van plan was hieraan te doen. De Majoor heeft daarop den kapitein plaats doen nemen in het stroo van het Magazijn van Ouwehand, vanwaar hij later naar het Paviljoen is gegaan, terwijl de luitenant verdwenen is.

Mijn algemeene indruk van de Nederlandsche soldaten is, dat zij een geweldigen moreelen opstopper hebben gekregen door het voortdurende artillerievuur van den vijand. Dit heeft namelijk met tusschenpoozen geduurd van Zaterdagochtend tot Maandagmiddag. Bovendien heeft het wegloopen van enkele lafhartigen een zeer ondermijnenden invloed op het moreel van de achterblijvers, waarvan de meesten liever mee zouden gaan dan op hun plaats blijven. Daarbij komt dan nog dat de Duitschers meesters zijn in het veroorzaken van een paniek in een loopgraaf, terwijl zij optreden met een brutaliteit die grenst aan het ongelooflijke. Hadden de Nederlandsche soldaten de gelegenheid gehad zich te herstellen na den vuurdoop, dus als de oorlog langer geduurd had, dan ben ik van meening, dat er wel degelijk veel met deze menschen moet zijn aan te vangen. Er komt nog bij, dat er gedurende drie dagen geen sprake was geweest van behoorlijk eten of slapen en hier en daar een nijpend watergebrek was ontstaan.

De tegenstoot van II-19 R.I. onder bevel van den Majoor Van Apeldoorn was ons volledig bekend. Hoe deze zou plaats vinden en wanneer, was ons telefonisch door den Regimentscommandant medegedeeld; het ging er namelijk om de schande van de voorposten uit te vegen, welke heroverd moesten worden door het bataljon Van Apeldoorn. Het grootste deel van het bataljon zou langs den kunstweg gaan, terwijl er gedurende een bepaalde periode door de troepen in de stoplijn niet zou worden gevuurd. Deze berichten zijn telefonisch aan alle commandanten doorgegeven, zoodat iedereen volledig op de hoogte was. En toch..... werd er op het bataljon Van Apeldoorn vanuit de stoplijn geschoten!! Zoo zelfs dat de poging moest worden opgegeven. Volgens mij volkomen gebrek aan vuurdiscipline bij den troep.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.43 MB)