Dagboek van Jan Schipdam 3-I-19 R.I.

Jan Schipdam, geboren 8 juli 1916 te Almelo, maakte deel uit van de 3e compagnie van het eerste bataljon van het 19e Regiment Infanterie (3-I-19 R.I.). Deze compagnie stond onder commando van reserve kapitein A.H. Hagedoorn.

Jan werd op 19 maart 1936 ingelijfd bij het 19e (vredes) Regiment Infanterie als tirailleur. Na de eerste oefening van vijfenhalf maanden in militaire dienst te hebben doorgebracht, keerde hij met groot verlof terug naar huis.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting

Bij algemene mobilisatie eind augustus 1939 kwam Jan opnieuw onder militaire tucht, bij de bovengenoemde compagnie (3-I-19 RI). Zijn eenheid werd ingekwartierd in barakken in Elst

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Kaart C.6. Toestand op 11 mei 1940 in vak 19 R.I. (NIMH, Gevechtsverslagen mei 1940, 409, inv.nr. 538014) » meer
De fronbreedte van het verdedigingsvak van zijn compagnie (3-I-19 R.I.) bedroeg ongeveer 1 kilometer. De stellingen lagen tussen Achterberg en Veenendaal; in het zuiden grofweg begrensd door de Zuidelijke Meentsteeg en noordelijk door de Schoutensteeg die destijds doorliep tot de Middelbuurtseweg, zie kaart. Het 19 R.I. (onder commando van luitenant-kolonel S.H. Smits) viel onder de 4e Divisie dat behoorde tot het IIe Legerkorps. Het eerste bataljon 19 R.I. (I-19 R.I. onder commando van majoor B.G. Meijerman) lag in een noord-zuidlijn in het zuidelijk deel van de Grebbelinie, met een frontbreedte van ongeveer 5 kilometer van Veenendaal in het noorden tot Achterberg in het zuiden. Het regiment lag in een driehoeksformatie, rechtsvoor (zuidelijk) het derde, linksvoor (noordelijk) het eerste en middenachter het tweede bataljon. Het tweede bataljon werd in de loop van 11 mei 1940 verplaatst met de bedoeling de door de vijand ingenomen voorposten voor de Grebbeberg te heroveren, zover kwam het echter niet.

 

De compagnieën van het eerste bataljon lagen naast elkaar in de frontlijn van zuid naar noord respectievelijk 3-I-19 RI, 2-I-19 RI en 1-I-19 RI. Aan de oostzijde van het verdedigingsvak (voorterrein) lag de inundatiekom I. In het vak lag een enkele kazemat, nl. G38. Vlak daarnaast lag een sectie van de 16e Mitrailleurcompagnie (16 M.C. Vickers zware mitrailleurs toegevoegd aan de Divisie) en vlakbij lagen de mortieren van het 19e mortiercompagnie (19 Mr.C. verbonden aan 19 RI.)

De infanterie compagnie had organiek vier sectiën, de eerste onder commando van 2e luitenant J.M. Lagendijk, de tweede onder vaandrig Hals, de derde onder vaandrig Willem Lengton en de vierde onder sergeant Kramer, zie kaderlijst IIe Legerkorps (zie ook de bijlage bij groene serie oostfront). Hoogstwaarschijnlijk behoorde Jan tot de 3e sectie (Lengton), deze sectie lag rondom de commandopost van de regimentscommandant 19 R.I. aan de Cuneraweg nr. 337.

Hieronder volgt de tekst uit zijn dagboek zoals dat door zijn dochter werd uitgewerkt, op enkele plaatsen aangevuld met redactioneel commentaar:

Gekocht den 3e juni 1940 in de cantine van het gevangenkamp Lückenwalde.

Dinsdag 7 mei alle verloven ingetrokken. In den nacht van 9 op 10 mei om half één alarm. Na veel geschreeuw kregen ze ons uit bed, we hadden geen haast omdat we dachten dat het een oefening was. Toen we om half drie aangetreden stonden, maakte de kapitein ons erop attent, dat we niet moesten denken dat het gekheid was, maar dat de toestand heel ernstig was. Maar nog geloofden we het niet. Tegen drie uur marcheerden we af naar onze stellingen.

Ongeveer tegen vier uur kregen we rust en daar hoorden we de eerste vliegtuigen en de eerste schoten van het afweergeschut. Nog beseften we niet dat de oorlog begonnen was. We dachten niet anders dat het vreemde vliegtuigen waren waarop geschoten werd.

Eerst was het een interessant gezicht, de granaten in de lucht te zien springen. Een hoera ging op toen er een vliegtuig brandend omlaag stortte. Maar dit zou veranderen .....

Nadat we weer een goed kwartier hadden gelopen kwamen er hoe langer hoe meer vliegtuigen. Dan weer negen,dan een twintig,totdat de lucht vol was. We kregen andere gedachten. leder voor zich verlangde ernaar om in de stellingen te komen daar we op de weg ongedekt liepen. Vlak achter ons werd met zware mitrailleurs op het vliegtuig geschoten. Toen het gevaar voorbij was en allen weer te voorschijn kwamen, was de één nog witter dan de ander. Blij waren we dat we in de stellingen waren, niet omdat het daar veiliger was, maar daar konden we ons toch goed dekken. Ik geloof dat het kwart voor vijf was,dat we er waren. Met een goed half uur kwam het bericht al, dat de oorlog tussen Nederland en Duitsland was begonnen. Wat er toen in ons omging, is moeilijk te beschrijven. Dinsdags is er bij ons niets gebeurd.

Vijf vliegtuigen heb ik brandend omlaag zien storten. 's Nachts werden er natuurlijk wachten uitgezet. Ik stond van 7 tot 9 en van 1 tot 3 op wacht. Als ik nog terugdenk waren dat zware uren, die heel veel van je zenuwen vragen. Aan de ene kant trof ik het nogal, ik kwam in de kazemat. Het enige voordeel is, dat je dan met je tweeën was. Toch was het een verschrikkelijke nacht. Toen ik om 1 uur op wacht moest, werd er op dat moment ontzettend door onze eigen artillerie geschoten.

Ik kan dit het beste vergelijken met een ontzettend zwaar onweer waarin het een half uur aan één stuk bliksemt, maar de donder is niet zo erg als deze klappen. Ik ben, net als de anderen, op handen en voeten door de loopgraaf gekropen. Later of de volgende nacht trokken we ons er al niets meer van aan.

Den eerste Pinksterdag (zondag 12 mei 1940) kregen we 's middags voor het eerst vijandelijk artillerievuur. Het is verschrikkelijk de eerste momenten. Heel in de verte hoor je een dof gerommel. Eventjes daarna kwamen één of meer granaten aanfluiten. Eén is vlakbij onze stellingen neergevallen. Met een ontzettende slag, landt zo'n projectiel neer. De scherven vliegen in een straal van 150 meter overal heen. Als je getroffen wordt. ben je de sigaar. Twee paarden moesten het ontgelden, verder geen ongelukken. Eten was er genoeg.

De menschen van de boerderij bij onze stellingen waren natuurlijk weg. Die hebben alles achter moeten laten. Een mand vol eieren, spek, worst, enfin van alles was er te pikken. Hun paard hebben ze achter moeten laten, maar die zien ze niet weer terug. Die werd de eerste nacht al door zware mitrailleurs doodgeschoten.

Zondagmiddag 12 mei kregen we wortelen. Later bleek dat dit het galgenmaal was, want we hebben geen warm eten in Holland weer gehad.

Den 2e Pinksterdag (13 mei 1940) 's middags om 2 uur, we zouden juist eten halen, kwam bericht dat we ons terug moesten trekken. Het is maar goed dat we niet wisten wat ons nog te wachten stond, anders geloof ik wel dat we nog verschillende andere dingen geprobeerd hadden.

Op een weg bij Veenendaal dachten we dat ons laatste uur geslagen had. We moesten ons met drie compagnies naast elkaar in een soort achterwal ingraven en daar de vijand afwachten.Toen ik daar mijn schuttersput aan 't graven was, vlogen bij momenten de kogels mij om de oren.

Red: Luitenant Charlouis (C-2-I-19 RI) maakte in zijn gevechtsverslag melding van een grendelstelling langs de Brinkersteeg in Veenendaal in het vak van 10 RI. Hij had de commandopost van 10 RI bezocht en kreeg daar te horen dat het bataljon (I-19 RI) moest ingraven en standhouden. Mogelijk heeft dit schietincident betrekking op het geweervuur eigen troepen vanaf het Prattenburgse Bos in de avond van 13 mei rond 20.00 uur waartegen kapitein Sluis (C-3-I-10 RI; link) optrad.

Een groot geluk is dat er toen niemand van ons geraakt is. Daar heb ik Klaas (Mink) een hand gegeven en heb hem nadien ook niet weer gezien. Op een afstand van een kilometer waren ze hevig aan het vechten, dat was de Grebbelinie. Iedere keer kwam er een berichtje om ons wakker te houden, tenminste dat zal de bedoeling zijn geweest. b.v. goed waakzaam zijn, het voorterrein goed in het oog houden. Tenslotte kwam het bericht vechten tot de laatste man en de laatste kogel. Dus we wisten niet anders, dan dat het hier zou gebeuren.

Wij met onze compagnie waren de laatsten, de anderen waren hem al gesmeerd (toen we ons van de stellingen terugtrokken, werd er door onze eigen mitrailleurs van het 10e R.I. uit Veenendaal op ons gevuurd).

's Morgens om half drie 14 mei 1940 moesten we ons weer verzamelen en verder terugtrekken. Ik vergeet nooit, dat ik Klaas nog geholpen heb met een zwaargewonde. Hier bleek later dat daar ook al verraad in zat. Waar het toen heen ging, wisten we niet. Bij Prattenburg zag ik de eerste doden. Vijf soldaten lagen bij een stuk geschut. Ook de paarden waren natuurlijk dood: een verschrikkelijke aanblik, maar we zouden later het ergste pas zien.

Red: Dit waren vijf mannen van 2-I-4 R.A. bij La Montagne. Genoemde batterij was bij een stellingwissel gezien door een Duits verkenningsvliegtuig en vervolgens door Duits artillerievuur getroffen. De dienstplichtige korporaals Leenert Assenberg van Eysden en Willem Koert, de dienstplichtige soldaten Jan van den Burg en Jan Willem van Lenthe en ziekenverpleger Joannes Antonius Vos sneuvelden daarbij. De compagnie (3-I-19 R.I.) trok noordelijk langs Prattenburg richting Maarn.

Twaalf uur aan één stuk zonder eten hebben we gelopen. Telkens wanneer er maar een vliegtuig in de verte te horen was vluchtte alles de boschen in.

Dinsdagmiddag 14 mei 1940 kwamen we in een plaatsje, wat Maarn heette aan. Links en rechts van de weg kregen we wel te eten. Pakjes sigaretten werden ons toegeworpen. In een tuin rustten we wat uit. De kapitein zou beslissen wat we verder doen zouden, want van de burgerbevolking hadden we gehoord dat alles al bezet was, nergens konden we meer naar toe.

Het plan was terug te trekken naar De Bilt-Zeist. Toen de kapitein weg was naar de burgemeester; vragen of we ook auto's konden krijgen om ons te vervoeren,werden we eensklaps beschoten. De kogels gierden ons om 't hoofd. Vlak bij mij werd een kameraad dodelijk getroffen. Wij vluchtten het bosch in,waar we onze uitrusting en zover we ze nog hadden, de wapens neergooiden. Het was nutteloos te vluchtten, daar we toch geen munitie hadden. Het had zuiver zelfmoord betekent.

We zijn toen de weg opgelopen, met een twintig man gezwaaid met zakdoeken, maar er kwam geen Duitscher. De kapitein kwam weer terug. Hij vond het ook goed, dat we ons wilden overgeven."We zijn toch al verraden en verkocht" zei hij. "Het zou onzin zijn te vechten" We zijn met z'n allen rustig gaan slapen in een garage,waar we tegen een uur of acht door de Duitschers wakker gemaakt werden.

Het was een angstig ogenblik want we hadden geen idee wat ze met ons zouden doen, want we hadden al zulke angstwekkende verhalen gehoord. Maar om ons op ons gemak te stellen, trakteerden ze ons op sigaretten. Het bleken beste kerels te zijn. Maar we moesten weer aan 't lopen van Maarn naar Doorn,verder over Leersum naar Amerongen.

Bij Leersum kwamen we op een auto, maar ondertussen hadden we toch een 15 km gelopen en terwijl we nog geen eten weer gehad hadden. We vroegen de Duitschers of we eten kregen, omdat we zo'n honger hadden. Ja, in Amerongen zouden we eten krijgen. In Leersum kregen we nog een stukje eten en een paar repen chocolade van een burger, hierop moesten we voorlopig weer verder. De nacht (van 14 op 15 mei) hebben we in Amerongen in de open lucht doorgebracht.

's Morgens, dus woensdagmorgen 15 mei 1940, kwamen we in een autobus en werden we naar Arnhem gebracht. We kwamen door Rhenen,dat zo goed als platgeschoten was. Dit was de ergste aanblik niet; links en rechts van de weg lagen de doden, soms bij hopen op elkaar. Langs de weg naar Wageningen in de weiden lag het vee overal dood. Wageningen konden we niet door, omdat ook deze plaats platgeschoten was, tenminste zo goed als. Gelukkig werd het verder beter en hoe korter we bij Arnhem kwamen, hoe minder sporen er van de oorlog te zien waren.

In Arnhem zelf ging alles weer gewoon zijn gang. Het bleek, dat we naar de Coehoornkazerne gingen. Daar kregen we nog een half wittebrood. Dit was dan ook alles. Door de burgers werd van alles over het hek geworpen: handdoeken, zeep, scheerspullen. lk had gehoopt Klaas daar te treffen, maar niets gezien.

Vier jongens van onze compagnie waren daar. In 't geheel dus een dertig. Eén sergeant is er overgebleven,wat er van de anderen geworden is, weten we niet. Later hoorde ik dat een paar jongens van mijn sectie met sergeant Elhorst in Arnhem gezien waren.

Daar heb ik, zoals bekend gemaakt werd, mijn naam opgegeven, dit was voor thuis. Gelegenheid om een kaartje te schrijven, kregen we niet, want na een poosje moest alles aantreden en toen begrepen we wel dat we naar Duitsland zouden gaan. De bevolking is wel goed voor ons geweest. Van alles kregen we langs de weg. Ik heb nog een paar papiertjes afgegeven voor een kaart naar huis. In Zevenaar kwamen we in de trein. (goederentrein) Tegen half drie zijn we dan vertrokken naar onbekende bestemming. Tegen de avond kwamen we in Meppen aan. De nacht hebben we in de wagon moeten doorbrengen.

Donderdag 16 mei. 's Morgens tegen vier uur moesten we eruit en zouden we naar een kamp gaan. Dit was een 10 km lopen en dat nog steeds zonder of zoo goed als zonder eten. Na verloop van een 2 uur helemaal in de eenzaamheid zagen we een kamp. Völlen heette het. Het bleek een kleine 10 km van de grens te liggen ter hoogte van Coevorden. Maar van vluchten was geen sprake. Dat zou zelfmoord betekenen.

Donderdagmiddag tegen één uur kregen we na verloop van 4 dagen weer warm eten. Voor het eerst Duitse kost. Een soort aardappelsoep. Eerst was het niet lekker, maar we zouden er wel aan wennen. 's Avonds kregen we drie droge plakjes kuche. lk had het geluk bij Geurtsen en Slag te blijven. Trouwens daar hadden we ook zo veel mogelijk voor gezorgd.

De barak waar in kwamen, zag er wel netjes uit maar men moest gewoon in het losse stroo liggen. 's Middags hadden we één deken gekregen, die we dan ook nog met twee man moesten delen. Wat ligging betreft, waren we iets gewend want we hadden ook al op de grond en op de harde planken van de wagon gelegen. Ik heb dan ook best geslapen, ook al doordat we stuk voor stuk oververmoeid waren.

Vrijdag 17 mei. 's Morgens 7 uur reveille. De man drie plakjes kuche. Half acht appèl. Deze appèls duren trouwens altijd verschrikkelijk lang. Om goed acht uur was dit afgelopen en konden we gaan luieren tot 12 uur. Tegen acht uur komt er weer een transport Hollanders. Hier was Hondebrink ook bij. Verscheidene Almeloërs heb ik trouwens weer gezien.

Weer hetzelfde menu als gisteren. Smaakte al beter dan gisteren. Ik heb tenminste twee porties naar binnen geslagen. 's Avonds 2 plakjes kuch met honing,één eetlepel vol. Om negen uur onder de wol.

Zaterdag 18 mei. Zes uur reveille. Ze zeggen dat we hier gauw weg gaan, naar een ander kamp.

Zondag 19 mei. Een vervelende dag, tenminste nog vervelender dan de andere dagen. Het eten is goed. Bieten, aardappels. Ik geloof dat ik anderhalf plak bieten had. Op dit portie moeten we een 8 km lopen. We moesten naar een kamp verderop ons in laten schrijven.

Maandag 20 mei Half zeven reveille. Ze zeggen dat we gauw naar een ander kamp gaan en vandaar naar huis.(Later zouden we wel anders leren) Toch zouden we hier plotseling weggaan. Tegen half drie moesten we plotseling alles inpakken en inleveren. We zouden naar een kamp verder gaan.'t Zelfde kamp waar we ons in hadden laten schrijven. Daar werden we in groepen verdeeld. Weer had ik het geluk bij Geurten en Slag te blijven, terwijl ik een veel hoger nummer had.

Dinsdag 21 mei. 's Morgens om half vier reveille. Lopen naar Meppen, een 10 km. Om 7 uur marcheerden we af. Waar we naar toe gingen wisten we niet. Er werd gezegd naar een kamp bij Berlijn. Om goed 9 uur stapten we in de wagon en weg ging het. Het onbekende tegemoet. De dag verliep verder met luieren.

Woensdag 22 mei. 's Morgens om 5 uur werden we uit de wagon gelaten.(dus we hadden er bijna 24 uur in gezeten) Het bleek toen dat we in Lückenwalde waren. Om 7 uur marcheerden we af. Gelukkig was dit kamp niet ver af. Na een goeie 20 minuten lopen stapten we het "villapark" Lückenwalde binnen. Het is een heel groot kamp. In het midden stenen barakken en op de terreinen ernaast tenten en daarin worden wij ondergebracht. Aan de ene kant 2400 en aan de andere kant 2800 man.(Deze zouden later bij ons ondergebracht worden. Menu: aardappelsoep. Er werd bekend gemaakt dat we gauw naar huis zouden gaan.

Donderdag 23 mei. Om 7 uur opstaan, half 8 appèl. Om 11 uur weer warm eten. Ongeschilde aardappelen met gesmolten boter. Wij noemen het altijd "het witte spul". Het is het beste met gedroogde karnemelk te vergelijken. Als het opdroogt is het net kalk. Verder was er niets bij. Ik geloof niet dat er veel bij waren die dat goedje gegeten hebben. Dit werd in tonnen gegooid. Later werden deze aardappelen er weer uitgehaald en opgegeten. Zoo groot was de honger. Als je zag hoe heerlijk we in die stinkende rommel konden graaien. 't Was om te kotsen. Ik geloof dat er verschillende ziek van geworden zijn, tenminste dit kon niet uitblijven. 's Middags om 3 uur weer kwart Kuch.

Vrijdag 24 mei. Nog steeds prachtig weer, dit is voor ons een groot geluk want de dag is anders geloof ik in de tent niet om te krijgen. Menu stokvissoep. Ik heb een flink portie gehad, smaakte ook heel goed. Vandaag 1/5 Kuch met worst.

Zaterdag 25 mei. Het slapen gaat al beter. Het went al op de harde planken want veel stroo is er niet. Menu: aardappelsoep. Kwart Kuch, boter en worst. Gerucht gaat dat we maandag of dinsdag naar Holland gaan. Ik kan me haast niet voorstellen dat het waar kan zijn. Verlang ondertussen erg naar huis.

Zondag 26 mei. Beste kost, tenminste kost die zit: macaronisoep.1/5 Kuch. Worden niet meer als krijgsgevangenen beschouwd. Mogen overdag in het bosch zijn. Ik ben ingeënt tegen pokken.

Maandag 27 mei. De dag begint met regen. Zouden we naar huis gaan? Dit vragen we ons iedere dag af. Menu is stokvissoep. 1/4 Kuch met marmelade en worst. Om ongeveer drie uur krijgen we Kuch. De eene keer moeten we één kuch met 4 en de andere keer met 5 man delen. Met 4 man heb je niet veel, maar met 5 man dus haast niets. Dan moet je het maar tot de volgende dag 12 uur zien te redden. Het is werkelijk honger lijden. In het eten zit voor geen cent vet. Het is maar een maagvulling. Elke dag gaan er ook verscheidene van hun stokje. Het is te hopen dat het niet lang zal duren.

Dinsdag 28 mei. Het weer is weer goed. Zal wel weer warm worden. Aardappelsoep, 1/5 Kuch met marmelade. Nu gaat het gerucht dat we deze week vast weg gaan. We hopen het vurig.

Woensdag 29 mei Vandaag weer de verwenste ongeschilde aardappelen. Van die aardappelen waar je doorheen kunt kijken. Ik heb er wel iets meer van gegeten. 1/4 Kuch met boter en worst.

Donderdag 30 mei. Vandaag gortepap, 1/5 Kuch met marmelade en kaas. Deze kaas lustte ik niet want de lucht was alleen al niet te verdragen, net bedorven eieren. Alleen Geurtse heeft er vier van naar binnen gewerkt. Mijn volle bewondering.

Vrijdag 31 mei. Het belooft een vervelende dag te worden. Het regent, het is koud zodat we genoodzaakt zijn in de tent te blijven. Gelukkig hebben we een stel kaarten op de kop getikt. Nu hebben we tenminste wat te doen. Menu is aardappelsoep, 1/4 Kuch boter en worst. Nu gaat het gerucht dat we maandag of dinsdag weg zullen gaan. Ik geloof van al deze praatjes geen cent meer. De een vertelt dit, de ander dat. Geen mens weet er tenslotte iets van, we maken elkaar de kop gek. Daarom; het beste is geduldig afwachten. - - - Vandaag naar huis geschreven.

31 mei 1940. lieve Ouders. Ik ben heel gelukkig dat ik schrijven kan en jullie zodoende iets van me horen. Veel kan ik niet schrijven, het voornaamste is toch wel dat ik goed gezond ben. Ik heb helemaal geen mankement opgelopen. Ik slaap naast Slag en Geurtse, waar Klaas gebleven is, weet ik niet. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat ik naar huis verlang, want ik zou dolgraag willen weten hoe jullie het maken. Ik hoop van "heel goed". Er zijn hier een hoop Almeloërs, b.v. Ben de Weert, Bonthuis, De Vriend. Henk Eshuis en Hondebrink, enfin een heleboel meer. Van onze compagnie is anders heel weinig overgebleven. Wij zijn met 28 man gevangen genomen. De kapitein was bij ons. Tot slot mogen we geen afzender vermelden, dus u kan niet terugschrijven. Hartelijke groeten en de beste wenschen, uw liefh. zoon, Jan.

Zaterdag 1 juni. Het weer blijft goed. Gortepap vandaag.1/5 Kuch,boter,worst. Geen bijzonders.

Zondag 2 juni. (Willem is jarig) Het weer is mooi.'t Wordt warm vandaag, 1/4 Kuch met boter en worst. Voor 't eerst havermoutpap gehad, het was goed dik en smaakte fijn. Maar ik had er best een portie bij gelust. Nu gaat weer het gerucht dat we deze week vast naar Holland zullen gaan. Alhoewel ik het vurig hoop, moet ik het eerst zien. Hondebrink wordt erg pessimistisch. Hij denkt dat we voorlopig nog niet weg zijn. Hij kan soms ook erg zitten piekeren. Wij beuren hem dan maar weer op.

Maandag 3 juni. Goed weer. Menu:zuurkool,zo dun als soep.1/5 Kuch met boter. Er zijn nog geen tekenen dat we vandaag weg zullen gaan. Het is tijd om in het stroo te kruipen. We zijn nog niet weg en komen ook nog niet weg. Krijgen 300 cigaretten op de 400 man. Voor 'teerst weer gerookt.

Dinsdag 4 juni. Mooi weer. Het wordt warm vandaag. Menu:stokvissoep, 1/4 Kuch met niks maar droog smaakt het ook fijn. Zojuist komt er bericht (we lagen in het bosch te kaarten) dat we definitief donderdag weg gaan. Er waren drie officieren in het kamp geweest, die hadden dit officieel afgekondigd. Er is een opgewekte stemming merkbaar alhoewel de meesten zich nog wat afzijdig houden, ik tenminste wel. Ik hoop het natuurlijk ook van harte. Onze fourier heeft er al een tientje op gewed. Hoop dat hij wint. P.S. Kregen nu 260 cigaretten op 400 man. Ik trouwens niet, maar heb van een jongen toch een cigaret gekregen.

Woensdag 5 juni. Prachtig weer. Ik mag nu toch wel aannemen dat we vandaag of morgen weggaan, want onze deken en handdoek hebben we ingeleverd. Ik hoop, dat ik vandaag nog kan schrijven: "we gaan naar Holland" Wat heb ik naar dat ogenblik verlangd. We krijgen vandaag wel ongeschilde aardappelen met dat "zure spul", maar dat slikken we met plezier. Weer 240 cigaretten per camp. Er moet om geloot worden, wie een cigaretje krijgt. Wie gisteren geen gehad hebben, krijgt er nu één. Ik damp er al op los. De cigaretten zijn heel licht, het is net stroo. Enfin,het rookt toch. Heb ook weer een fluitje bier .. ?? gehad. Smaakt wel goed, maar bier is het niet, tenminste niet zoals in Holland.'t Is een soort dropwater. Het is anders duur:Bier -20 cent, lim. -18 cent, scheermesjes -8 cent, pruimtabak -20 cent, rooktabak -30 cent, pijpje -60 cent, borstel -20 cent, haarmachine -f 6,, notitieboekje-28 cent. Rooktabak wordt per sectie verloot.1,2,3, en 7e sectie hebben gewonnen. Straks lepels inleveren. Ze zeggen,dat we morgenvroeg weggaan.(Peukjes cigaretten worden door sommigen verzameld en van die tabak worden dan weer cigaretten gerold) Vandaag 1/5 Kuch met boter en honing.1 pond honing met 5 man. Kunsthoning. Heel lekker maar geweldig zoet. We gaan nu straks weer naar het bosch, het is nu half vijf, eerst appèl en dan zien of het gauw negen uur wordt. Nog één nachtje en dan morgenvroeg om negen uur gaan we weg, tenminste dat wordt beweerd. We zullen zien. Een uur later gaat het gerucht,dat het transport 24 uur is uitgesteld. Vrijdagmorgen om 5 uur, om zeven en om negen uur, dus in drie groepen zullen we gaan. Ik weet niet meer wat ik er van geloven moet. Enfin, als het om één dag te doen is,komen we daar ook wel weer door. Ik hoop vurig,dat het niet waar is wat ze zeggen. Hoe eerder we gaan, hoe liever mij 't is. Het is nu zowat negen uur en ik ben nu zoveel te weten gekomen, dat het wel voor 99% vaststaat dat we morgen niet gaan. Ik heb een kok gesproken en die vertelde, dat zij een briefje hadden gekregen, dat we vrijdagmorgen vertrekken in drie ploegen. Dus, de geruchten die zoëven gingen, blijken tot mijn spijt maar al te waar. We gaan nu nog een uurtje kaarten en dan slapen. 't Zal wel koud zijn vannacht zonder deken.

Donderdag 6 juni. Terwijl ik dit schrijf is het ongeveer half zes. Ik ben al een uur op. Van de kou heb ik haast niet kunnen slapen zodoende ben ik om een uur of half vijf de tent maar uitgevlucht. Nu wordt het wel wat beter, ik kom tenminste weer wat bij. Enfin die paar uur slaap haal ik vandaag wel weer in. Maar ik ben ondertussen zo verkouden geworden als een aap. Geurtsen en Slag slapen schijnbaar nog,ik snap niet hoe ze er kunnen liggen.

Onze tent is vandaag het eerst met 't eten dus we eten vandaag vroeg. Een uur of tien al. Om drie uur krijgen we de lunch en dan moeten we (als we hier nog zijn) tot de volgende dag 2 uur wachten eer we weer eten krijgen. Gelukkig is het kwart Kuch, maar evengoed is het uitknobbelen ermee rond te komen. Het is half elf, we moeten plotseling aantreden met al onze bezittingen, maar we gaan niet weg. Het is voor wat anders. Er wordt een portemonnaie met 25 gulden en een leeren jas vermist. Nu zeggen ze wanneer deze twee dingen binnen het uur niet terug zijn we morgen niet naar Holland gaan. Diegeen, die een van deze artikelen gevonden of gestolen heeft, terugbrengt, zal niet gestraft worden. Dit is natuurlijk het beste middel om het terug te krijgen. 't Is anders jammer. Zo 'n vent moesten ze een jaar hier houden. Nu hoor ik (een half uur later) dat de portemonnaie terug is. Diegeen die hem kwijt was, had hem zelf in de zak. De oorzaak was, dat hij de portemonnaie in plaats van in de linker,in de rechterbroekzak had??? Nu wordt weer verteld, de beurs was wel terug, maar het geld was eruit. Ik geloof zoo zachtjes aan geen mens meer. We krijgen vandaag weer gortepap of soep, zoo je "t noemen wil. Zijn weer aan de fuif geweest. Ik geloof dat ik alles met elkaar ..... 1 fl. dropwater naar binnen gewerkt heb.

Ook had ik het geluk een cigaret te kunnen roken. Vandaag kwart Kuch met boter en kaas. Het is die stinkkaas weer, maar ik heb er twee porties van opgegeten. Op de Kuch smaakte het best. Een nieuwe bladzijde en een nieuw begin. Het kon de mooiste bladzijde wel eens worden, want nu is het officieel afgekondigd,dat we naar huis gaan en wel morgenvroeg.

De eerste ploeg om 9 uur en dan met tussenpozen van een half uur de andere ploegen. Er heerscht nu werkelijk een opgewekte stemming. Tot het laatst toe waren de meesten nog pessimistisch, maar nu hoor je lachen en zingen. Ik zelf ben natuurlijk dolgelukkig. We zijn nog niet thuis maar ik zeg maar zoo, als we maar eerst weer in Holland zijn, de rest komt dan wel. Morgenvroeg krijgen we voor 3 man 2 Kuchen, dit is dan voor twee dagen. Het is wel geen overvloed maar als we na die twee dagen naar huis gaan, kom ik er wel. Terwijl ik dit allemaal schrijf, liggen we met z'n vijven weer in het bosch, Slag, Geurtsen, Hondebrink, Evers en ik, zegt de gek. 't Is nu precies half zes. Onze lepels en kommen zijn al weggebracht. Tegen tien uur gaan we slapen, tenminste proberen. We hebben afgesproken morgen vroeg op te staan.

Vrijdag 7 juni. Het is nu zes uur, maar we zijn al een uurtje op. Het is lekker weer, het is niet zo koud als gisternacht. Ook heb ik beter kunnen slapen. Nog een paar uur en dan hoop ik te vertrekken. Straks een paar flinke plakken kuch met boter en worst en dan kunnen we daar voorlopig wel op reizen. Ik wou één ding, dat die vervelende reis maar alvast achter de rug was, want we zullen wel 24 uur in de wagon moeten doorbrengen. Enfin straks schrijf ik verder.

8 uur. Zo goed als we zoeven te spreken waren, zo slecht zijn we "t nu. Zoëven op het appèl is ons bekend gemaakt,dat we vandaag "niet" naar Holland gaan. Een grote teleurstelling. Het is te begrijpen, dat er een zeer bedrukte stemming heerst want nu dachten we toch niet anders; dit keer is het goed. Maar toen er vanmorgen om zeven uur nog geen Duitser te zien was,en nog geen Kuch was gebracht hebben we wel tegen elkaar gezegd, zou er wat loos zijn want wanneer de eersten om 8 uur vertrekken dan mag nu de Kuch en zo toch wel uitgedeeld worden. Maar ja hoor onze bange voorgevoelens kwamen maar al te waar uit. Nu kunnen ze mij niets. maar dan ook niets meer wijsmaken.

Ik schrijf wel op wat er iedere keer weer gezegd wordt, maar geloven doe ik niets meer. En ik zal mij ook niet eerder blij maken, voor we in de trein zitten. b.v. nu is het zo,dat we morgen absoluut weggaan. Weer in drie ploegen van 8, 12 en 2 uur. We zullen dan naar Emmerich gaan en daar zullen we dan door de Hollanders worden overgenomen. Enfin, ik blijf hopen. Ik heb een reuze honger maar onze tent is vandaag het laatst dus het zal wel drie uur worden voor we wat krijgen en wat we krijgen weet ik niet.'t Zal wel dunnetjes worden want het moet in de haast klaargemaakt worden. Er is helemaal niet op gerekend want er is geen aardappel geschild.'t Zal wel wat worden en nu smaakt alles goed.

Half twee krijgen we wat te eten.'k Val zo'n beetje om van de honger. Maar het is wel dunnetjes. Wat het precies is, kan ik niet zeggen. Er zitten stukken ongeschilde aardappelen in, maar schil zowel als aardappel gaat naar binnen maar ik heb weinig minder honger. Tot overmaat van ram krijgen we 1/5 Kuch vandaag met een stukje worst. Het is bar honger lijden. Het is nu half zes. Bij tent 1,2,3,4 en de helft van 5, is bekend gemaakt dat ze morgenvroeg om 5 uur klaar moeten staan. Men zegt dat deze 1800 man om 8 uur weggaan. Om 12 uur tot en met tent 9, weer 1800 man. Enfin, we zullen zien. Ik geloof er bij voorbaat nog cent van. De tentcommandant heeft gezegd wanneer wij morgen niet gaan ,we hem de kop eraf mochten doen. Ik heb al gezegd,we maken een goeie kans, dat we aan het hakken komen, zo'n brokje vleesch zou niet te versmaden zijn, want vleesch zit er nooit in, athans ontzettend weinig.

't Is nu goed zeven uur. Straks om half acht is er appèl. Door een overste is zojuist bekend gemaakt, dat diegene die hem geld afgenomen is, met het eerste transport gaat. De beide anderen zullen bij Oldenzaal over de grens gaan?? Zou er nu reden zijn om iets meer te geloven? Verder is er geen bijzonders.

Zaterdag 8 juni. Half zes. We zijn vanmorgen weer vroeg in de benen, maar dit keer moesten we er vroeg uit. Om vijf uur was er al appèl. Diegenen,die hun geld afgegeven hadden, moesten uittreden. Van onze compagnie waren er zo'n 180 man. Zouden ze werkelijk weggaan? Begint er wel meer op te lijken. De rest kan inrukken,dus wij mogen toekijken dat ze weggaan, maar dat is niet zoo erg als wij nu ook maar gaan vandaag.

Bij ploegen van 50 man vertrekken ze telkens. Kuch, worst en die stinkkaas krijgen we mee. Om half 8 gaan de laatsten weg. Nu horen we, dat om 9 uur het tweede transport al gaat eten, dus die zullen ook wel gauw vertrekken. Wij zijn bij het derde transport. Als wij nu maar gaan, Ik ben iets optimistischer, maar vertrouw het nog niet. Ik moet eerst mijn portie Kuch onder de arm hebben.

Er wordt gezegd,dat het laatste transport naar Enschede gaat, als dat eens waar was, zo vlak bij huis. Het tweede zal naar Arnhem gaan. Enfin,we zullen 't wel zien. Op die kletserij doe ik geen recht op. Als we maar in Holland komen en dan maar gauw in huis mogen zijn, vind ik het al goed. Ik begin hoe langer hoe meer naar Huis te verlangen. Het weer is minder mooi, de lucht is betrokken en het lijkt veel op regen.

't Is nu kwart voor tien. Het tweede transport begint af te marcheren. Er wordt schijnbaar nogal haast achter gezet. Er wordt ook verteld, dat in Italië de algemene mobilisatie is afgekondigd.

Het is nu 12 uur. Het eten heb ik al op. Over drie kwartier moeten we klaarstaan en dan is het Kuch ontvangen en naar de trein. Ik twijfel er nu niet meer aan dat we weggaan. Het laatste warme eten was aardappelsoep of pap, want het was dik. Hondebrink hebben we bij onze tent gesmokkeld, we willen proberen met z'n vieren bij elkaar te blijven. Evers is al weg. Het is ondertussen weer knap warm geworden. Ik heb nog even gelegenheid te schrijven. We zijn net in de wagon gestapt. Onderweg zijn we gefilmd.

Om 5 uur precies wordt het vertreksein gegeven. Ook dit moment wordt gefilmd. We kunnen het beter in de wagons uithouden dan de vorige keer,want er zijn banken in. Het eerste grote station voor we stoppen is Wittenberg. Hier staan we 45 minuten.

Het tweede is Dessau. Hier staan we 20 minuten. 10 minuten in Biederitz. En dan in Magdeburg 30 minuten. Een heel goed station. Wel het grootste wat ik tot nu toe gezien heb. Het wordt nu donker, dus morgen verder.

Het eerste station wat ik noteren kan is Damkersen om half vijf. Dit ligt in Westfalen. Verder stoppen we niet eerder dan in Osnabrück, het is nu 10 voor zeven, hier staan we een kwartier. Volgende station waar we stoppen is Rheine. Hier stoppen we 20 minuten. Hier horen we dat we bij Bentheim over de grens zullen gaan.

We staan nu in Bentheim. Het zal wel een poosje duren voordat we weer verder gaan want alle namen moeten genoteerd.

Het is nu negen uur.

Hier eindigt het verhaal van Jan Schipdam.

Zijn dochter zei over het verslag: Jammer, ik had graag geweten hoe de aankomst en de thuiskomst was. Dit is het verhaal van Jan Schipdam, mijn vader, geboren op 8 juli 1916, die aan het begin van de tweede wereldoorlog een tijdje gevangen zat in achtereenvolgens twee kampen. Hij was toen 24 jaar. Het eerste kamp was een soort doorgangskamp en het tweede was een echt concentratiekamp n.l. Lückenwalde (achter Berlijn).

In de kantine van dit kamp kocht hij een zakboekje met een potloodje waarin hij eerst de gebeurtenissen in Nederland opschreef en daarna zijn dagen in de twee kampen in Duitsland. Hij begint in de nacht van 9 op 10 mei 1940, toen de tweede wereldoorlog uitbrak. Op dat moment verbleef hij in een barakkenkamp te Elst waar hij i.v.m. de mobilisatie al sinds +/- november 1939 zat. Van daaruit moesten zij zich steeds verder terugtrekken, i.v.m. het oprukken van de Duitsers.

Toen ze op een dag in Maarn (een klein plaatsje bij Utrecht) doodmoe in een garage lagen te slapen, werden ze ontdekt door de Duitsers en gevangen genomen. Daarna moesten ze (gedeeltelijk lopend) naar Arnhem.

Daar werden ze op de trein gezet en gingen ze naar het eerste kamp. Hier viel het nog wel mee met alle ontberingen, maar in het concentratiekamp Lückenwalde was het veel erger en hebben ze b.v. erg honger geleden; zo erg dat ze af en toe uit de vuilnisbakken probeerden nog wat voedsel te bemachtigen. Dat het eten elke dag ontzettend belangrijk was kun je opmaken uit het feit dat hij precies beschreef hoe laat, hoeveel en wat hij elke dag te eten kreeg. Dit slaat hij geen dag over. Verder heeft het me verbaasd dat hij zo weinig vertelt over het wel en wee in deze Duitse kampen. Hij heeft hier later ook weinig over gepraat. Ik kan me geen gesprek herinneren dat over deze tijd ging.

Wel hoorde ik dingen van mijn moeder die onder andere vertelde, dat hij het zo erg had gevonden, dat Polen die in een kamp naast hun zaten, zo slecht werden behandeld. Dat heeft op hem een diepe indruk gemaakt, maar in zijn boekje vertelt hij hier niets over.

Zou hij bang zijn geweest dat zijn boekje in verkeerde handen zou kunnen komen? Ook dat ze uit vuilnisbakken hebben gegeten vond hij heel schokkend. Dat hij erg honger heeft geleden hebben we wel meerdere malen van hem gehoord. Toen mijn vader weer thuis was, was hij dan ook sterk vermagerd en was b.v. zijn haar erg uitgevallen. In het eerste kamp heeft hij 5 dagen en in het tweede 18 dagen gezeten. Toen mochten ze ineens naar huis. Waarom, is niet helemaal duidelijk, maar wat achteraf wel duidelijk is geworden, dat als ze toen niet naar huis hadden gemogen, het er voor hem niet best had uitgezien! Ze gingen per trein weer huiswaarts en kwamen in Oldenzaal aan en van daaruit ging het naar Almelo, waar ze in de tuinen van het kasteel in de Gravenallee werden verzameld.

Ik heb ook nog een klein boekje van hem, waarin hij alle stations, die hij op deze terugreis passeerde heeft genoteerd. Hierin staan ook adressen van medesoldaten. Nu volgt het letterlijke verslag van zijn belevenissen uit dit zakboekje. (dit boekje vond ik in een doos, tijdens het opruimen van mijn zolder. Het lag in een doos, samen met enkele andere door mijn vader zorgvuldig bewaarde spullen .) Nadat ze weer thuis waren gekomen heeft hij als kapper een tijdje bij Zeilemaker gewerkt (in Almelo) Toen na verloop van tijd de krijgsgevangenen weer werden opgeroepen en iedere gezonde man in Duitsland moest gaan werken, heeft hij uit zichzelf werk gezocht in Duitsland en is gaan werken bij een kapper in Nordhorn. Daar is hij weer weg gegaan omdat hij een collega niet vertrouwde en is gaan werken ( weer als kapper ) in Rheine. Op een gegeven moment heeft hij laten doorschemeren dat hij opgepakt was en is toen niet meer teruggegaan.

Vlak na de oorlog heeft hij nog een paar maanden gewerkt bij tandarts de Greef (hij wilde graag tandtechnieker worden maar was hiervoor te oud). Vlak daarna is hij agent geworden en is altijd bij de politie blijven werken.

Het verslag is over het algemeen erg nuchter weergegeven, terwijl mijn vader een gevoelige en emotionele man was maar misschien was dat ook de bedoeling. Door zijn ervaringen wat afstandelijk op te schrijven kon hij er misschien beter mee omgaan en misschien was het ook wel om veiligheidsredenen zoals ik al eerder veronderstelde.

Als deze hele toestand anders was afgelopen waren Leni en ik er misschien helemaal niet geweest want in november 1940 leerde hij mijn moeder kennen!

3546