De Centenklok op de GrebbebergDe Centenklok op de Grebbeberg
Wouter Iseger
Direct na de bevrijding in mei 1945 bleek de behoefte aan een monument op de Grebbeberg en werd de Stichting Nationaal Legermonument Grebbeberg opgericht. Toch duurde het nog acht jaar voordat het monument er kwam, mét een klok, bij elkaar gecollecteerd met centen, stuivers en dubbeltjes.
De slag om de Grebbeberg
Op 10 mei 1940 werd Nederland opgeschrikt door het Duitse leger, dat in de vroege ochtend de grens had overschreden. Reeds een dag later begon de slag om de Grebbeberg, waar de Duitse troepen tot staan moesten worden gebracht. Na een bittere strijd van drie dagen werd de weerstand gebroken. Toen Rotterdam een dag later werd gebombardeerd en gedreigd werd dat andere steden hetzelfde lot zouden ondergaan (te beginnen met Utrecht), besloot de regering te capituleren. Vrijwel gelijktijdig liet Hauptmann Lessmann een begraafplaats inrichten op de Grebbeberg, waar in totaal 260 gesneuvelde Duitsers werden begraven. Vanaf 16 mei begon het zoeken naar Nederlandse slachtoffers, die in de rijen achter de Duitsers werden begraven. Het aantal Nederlandse graven was een maand later opgelopen tot 380 en er verrezen al snel enkele Duitse en Nederlandse monumenten op deze eerste oorlogsbegraafplaats van Nederland.
Een waardig monument
Na de bevrijding werden de Duitse graven verplaatst naar het Limburgse Ysselsteyn. Er was grote behoefte aan een waardig monument op de Grebbeberg en zo werd op 22 oktober 1946 de Stichting Nationaal Legermonument Grebbeberg opgericht. Een en ander kwam tijdens een herdenkingsplechtigheid op 12 mei 1947 in een stroomversnelling dankzij het mannenkoor Die Haghe Sanghers. Hun voorzitter herinnerde aan het dringende verzoek van Radio Oranje in 1942 om munten te verstoppen, die na de bevrijding konden bijdragen aan een monument voor de gevallenen. (Al het bronzen, nikkelen en zilveren muntgeld moest men vanaf dat jaar inleveren ten behoeve van de Duitse oorlogsvoering). De zangers gaven het startschot en schonken diverse rolletjes centen aan de burgemeester van Rhenen, L.H.N.F.M. Bosch ridder van Rosenthal (1914- 2004), die tevens lid was van de commissie voor het Grebbemonument. Vanaf dat moment stroomden onder de slogan ‘een cent voor het Grebbemonument’ de giften binnen bij de burgemeester: in twee jaar tijd kwamen er ongeveer 2.400.000 centen binnen. Deze had men eigenlijk willen omsmelten tot een bronzen gedenkplaquette, maar de muntwet verhinderde dit: slechts een kleine hoeveelheid zou symbolisch mogen worden toegevoegd aan het vloeibare brons.(1)
De begraafplaats zelf vond men geen geschikte plek voor het monument2 en vanwege de drukke weg aan de voorzijde had de burgemeester van Rhenen een voorkeur voor een plaats achter de begraafplaats. Dit plan strandde al snel, aangezien de graven in dat geval van het monument afgekeerd zouden zijn. De enige optie was dus de voorzijde en in het ontwerp moest daardoor rekening gehouden worden met de verkeersader van Rhenen naar Wageningen.3 J.J.P. Oud (1890-1963) werd gevraagd om in nauwe samenspraak met de Genie een ontwerp te maken. Dit bestond onder meer uit het eigenlijke monument bij de ingang van de begraafplaats: een voetstuk met daarop een kruis, geflankeerd door twee liggende leeuwen.4 Om te voorkomen dat dit monument met de rug naar de begraafplaats zou staan, zou een van de leeuwen naar de begraafplaats kijken en de andere naar de overzijde van de weg, waar een herdenkingsplaats zou komen. Deze was samengesteld uit een gekromde wand met daaromheen een amfitheater om troepen te positioneren. Het meest in het oog springende onderdeel van dit ontwerp was een vierkante toren met een bronzen klok, die Oud in het midden van de herdenkingsplaats situeerde.
Kunstenaar John Rädecker (1885-1956) werd benaderd voor het maken van de leeuwen en het kruis en onder zijn supervisie voerde zijn zoon Noekie (Jan Willem Rädecker) het werk uit in Vaurion kalksteen. In mei 1950 konden het basement, met daarop de woorden “Den vaderlant ghetrouwe, Blijf ick tot inden doot” (5), en het kruis geplaatst worden; de leeuwen werden een jaar later toegevoegd.
Superieur werk”
Architect Oud wilde druk op de ketel houden en informeerde bij klokkengieterij Van Bergen in Heiligerlee alvast naar de kosten van een klok voor de herdenkingsplaats. De klokkengieter benadrukte niet de goedkoopste te zijn, maar louter “superieur werk” te leveren: “Uw bestuur en opvolgers zullen tenslotte, naar we hopen, enige honderden jaren aan de goede of minder goede hoedanigheid van de klok iedere dag herinnerd worden, zodat een klein prijsverschil over die jaren van geen invloed kan zijn.”6 Van Bergen wist duidelijk het dat ijzer gesmeed moet worden als het heet is en zond Oud alvast enkele voorbeeldtekeningen van klokkenstoelen. Het stichtingsbestuur had intussen een prijsopgave opgevraagd bij klokkengieterij Petit & Fritsen in Aarle-Rixtel, maar Oud meldde enigszins gepikeerd dat hij reeds een offerte had “van de beste fabriek (Van Bergen)”.(7) Bovendien moest het bestuur zich realiseren, dat er aan zo’n klok “van alles vast [zit] (wijze van opstellen, met koperen steunen, wijze van luiden, bepaalde manier van ophangen in verband met het zwaartepunt om de toren niet onnodig te laten schudden, enz.). Men moet nu dus niet buiten den architect om op eigen houtje aankopen gaan doen, want dat verwart maar en helpt niets.”(8)
Het goede contact van Oud met Van Bergen leek zijn vruchten af te werpen, want enige maanden later bood de klokkengieter aan een klok (van ongeveer 77 centimeter doorsnede met een gewicht van 280 kg) te schenken ten behoeve van het monument.9 Hoewel men een gegeven paard doorgaans niet in de bek mag kijken, achtte Oud deze klok veel te klein voor het monument: hij wilde een fors grotere klok met een diameter van 96 cm, ongeveer 600 kg. Van Bergen gaf aan voor fl. 9,50 per extra kilogram een dergelijke klok te kunnen gieten, maar dit was natuurlijk een flinke financiële tegenvaller. (10)
Oud hoopte dit te kunnen ondervangen door te opperen een dergelijke klok als gezamenlijk geschenk van de drie Nederlandse klokkengieterijen aan te bieden. Die hadden op dat moment regelmatig contact met elkaar aangezien ze samen het carillon goten dat uit dankbaarheid voor de bevrijding en de Marshallhulp aan Amerika geschonken zou worden. Oud besefte dat hij speelde met vuur, want “er is natuurlijk gevaar bij, dat Van Bergen dit hoorende nu razend wordt en heelemaal niets meer doet.”11 De burgemeester van Rhenen nam vertrouwelijk contact op met professor A. Smijers, die onder andere voorzitter van de Rijkscommissie van advies voor klokken en klokkenspelen was. Hij polste of de drie klokkengieters een dergelijk geschenk zouden willen overwegen, maar het plan kon logischerwijs op weinig enthousiasme rekenen. (12) Desalniettemin besloot klokkengieterij Eijsbouts uit Asten uiteindelijk het voortouw te nemen en ondanks de financiële onzekerheid werd in overleg met Oud alvast een klokkenstoel geschetst. Deze moest voldoen aan vrij specifieke wensen, net als de ophanging en het luidmechaniek. Er werd door Eijsbouts proactief meegedacht: zo werd het in zijn ogen “lelijke luidwiel” buiten de klokkenstoel gewijzigd door slechts een segment (een kwart) van het wiel te gebruiken. (13)
Een hele bedelarij
Het werk aan de rest van de herdenkingsplaats ging intussen gewoon door. Zo moest er voor de klokkenzuil een tekst komen, die op een bronzen plaat zou worden gegraveerd. De burgemeester, die veel energie had gestoken in de centenactie, informeerde naar de mogelijkheid om enkele centen te versmelten in deze plaat. Ook drong hij erop aan hierop iets te vermelden over de centenactie. (14) De schrik sloeg hem ongetwijfeld om het hart, toen Oud hem op enig moment meedeelde dat hij de bronzen plaat toch liever achterwege wilde laten: het was te duur en Oud vond het bij nader inzien te veel lijken op een geschenk voor een “jubileum van een fabrieksdirecteur of zoiets.”15 De burgemeester verzuchtte: “Ik moet wel iets uit brons hebben, anders geloven de mensen me nooit meer, of kunnen we beweren, dat de centen in de klok zitten?” (16) Grafisch ontwerper Jan van Krimpen, die de letters op het eeuwenmonument had ontworpen en ook voor het tekstontwerp op de klokkenzuil was benaderd, gaf aan dat het hakken van letters in steen niet alleen een kostenbesparing zou opleveren, maar bovendien het toekomstig probleem van oxidatie zou tegengaan. De centen konden volgens hem dan ook beter in de klok versmolten worden. (17)
Op aanraden van Van Krimpen werd dichter J.C. Bloem benaderd voor een tekst op de klokkenzuil. Het gedicht dat hij hiervoor vervaardigde luidt:
Vijf dagen – en de vrijheid ging verloren
Vijf jaren – en eerst toen werd zij herboren
Zo moeizaam triomfeert gerechtigheid
Aan dit besef zij deze grond gewijd
De burgemeester trok wederom aan het kortste eind, want Bloem vond een verwijzing naar de centenactie op de zuil “niet alleen moeilijk, maar ook een beetje triviaal voor een monument op zo’n belangrijke plaats.” (18) Toch ging de burgervader voortvarend door met zijn pogingen om geld voor de klok bijeen te krijgen. Eijsbouts had na veel getouwtrek Van Bergen kunnen bewegen om 150 kg klokspijs te doneren en na enige bemiddeling van de burgemeester van Rhenen (“een hele bedelarij, maar het is voor een goed doel”)19 was Petit & Fritsen bereid hetzelfde te doen. Ook het Utrechtse Alcu Metaal, dat ruimhartig had bijgedragen aan het Amerika-carillon, was bereid een grote hoeveelheid metaal ter beschikking te stellen voor de klok. Eijsbouts stelde voor om met flinke korting een klok te gieten van ongeveer 540 kg met een diameter van 97 cm en op 13 maart 1953 werd hiervoor groen licht gegeven. Eijsbouts informeerde of de klok bovenop een kroon20 moest krijgen. Oud was onbekend met deze term, hetgeen voor wat verwarring zorgde, maar aangezien de kroon voor de toon en kwaliteit niet noodzakelijk bleek, besloot hij ervan af te zien. (21)
Op 15 april werd de klok gegoten in Asten. De burgemeester van Rhenen, die symbolisch een handvol centen in het gloeiende klokmetaal wierp, memoreerde dat de bijdragen van alle Nederlanders getuigen van dankbaarheid aan hen die in de meidagen van 1940 voor onze vrijheid het leven lieten. Hij beëindigde zijn toespraak met de woorden: “Moge deze klok het symbool zijn van onze dank voor hen die alles gaven.” (22)
De klok is versierd met het Nederlandse wapen met daaronder het randschrift “IK SPREEK VOOR HEM DIE VIEL”, waarbij de woorden gescheiden zijn door een centstuk. Ook de rand daaronder is met centen versierd en aan de bovenzijde zijn enkele ornamenten van acht centstukken geplaatst. Zo was er toch nog een blijvende herinnering gekomen aan de centenactie, hoewel dit op de zeven meter hoge toren lastig zichtbaar is. Tot slot staat er een logo van de drie klokkengieters op de klok en onderaan is in kleine letters te lezen: “1953 Tot stand gekomen met medewerking van de klokkengieters Van Bergen, Heiligerlee; Eijsbouts, Asten; Petit en Fritsen, Aarle-Rixtel.”
Ik luid voor hem die viel
Op 4 mei 1953 was het dan zover: tien minuten lang klonk de sonore klok over de Grebbeberg. Diverse hoogwaardigheidsbekleders hadden plaatsgenomen aan weerszijden van de klokkenzuil en het amfitheater was geheel gevuld met oorlogsinvaliden en nabestaanden. (23) Op de weg stond een grote erewacht van het garderegiment Grenadiers en Jagers en er waren muzikale bijdragen van de Koninklijke Militaire Kapel en Die Haghe Sanghers, die zes jaar eerder de centenactie hadden geïnitieerd. De voorzitter van de Stichting Nationaal Legermonument, jhr. I.W.M. van Grotenhuis van Onstein, benadrukte dat samenwerking van vele Nederlanders tot dit monument had geleid. Hij eindigde zijn toespraak met: “Wij – het Nederlandse Volk – dragen het over in de hoede van de Staat der Nederlanden, opdat de offers, rond dezen berg en op geheel de wijde wereld gebracht, telkens weer worden herdacht door de mond van de klok die het randschrift draagt: ‘Ik luid (sic) – voor hem – die viel’.”
Sindsdien is de klok steeds een indrukwekkend onderdeel geweest van herdenkingen op de Grebbeberg. Rond 2000 werd het gesegmenteerde luidwiel, waar Oud zoveel waarde aan hechtte, vervangen door een rond luidwiel. Toen het monument eind 2002/begin 2003 geheel gerestaureerd werd, is de klok tijdelijk van de zuil gehaald en voorzien van een elektrische luidinrichting. In september 2023 werd wederom gestart met restauratie en onderhoud van het monument. Naast het reinigen van veel natuursteen is er met name flink gewerkt aan de klokkenzuil, die feitelijk geheel opnieuw opgebouwd moest worden. Om dit mogelijk te maken, werd de klok in januari 2024 samen met de klokkenstoel ver wijderd. De aandrijving van de klok werd bij deze gelegenheid gereviseerd en de klokkenstoel werd gereinigd; aan de klok zelf zijn geen werkzaamheden verricht. In maart is de klok teruggeplaatst en zo heeft hij op 4 mei 2024 weer kunnen spreken, “voor hem die viel.”
Met dank aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de informatie over de recente restauratie. De voetnoten kunnen opgevraagd worden bij: luidenduidelijk@klokkenluiders.nl
PDF:
Artikel Luid & Duidelijk in pdf