Böhler 4.7 cm Pantserafweer-geschut (Pag.)

Klik hier voor een uitvergroting
Böhler 4.7 cm Pantserafweer-geschut (Infanterie-Geschut) in vuurstelling met afgenomen raden en grote elevatie.

Dit was een modern wapen van Oostenrijks fabrikaat (Böhler) tegen pantserwagens en tanks en was meestal uitgevoerd zonder beschermplaat. Indertijd een hypermodern wapen, stond laag opgesteld om het zo onzichtbaar mogelijk te maken en kon dus eventueel worden voorzien van een beschermschild. De raden (wielen) konden worden afgenomen en de bemanning bestond uit vijf man met een stukscommandant en een chauffeur. Het stuk werd aangekoppeld aan een zgn. Trado-4 (Van der Trappen-Van Doorne), een speciaal ontworpen artillerietrekker welke door DAF werd gebouwd op een Ford of Chevrolet-chassis met een motor van 85 pk en voorzien van "Cellastic" kogelvrije banden. Voor elk stuk waren ca. 400 brisantpantsergranaten (bpg) of gewone brisantgranaten (bg) aanwezig.

In totaal beschikte Nederland in Mei 1940 over 386 van dit soort stukken geschut. Gezien het feit dat dit aantal te laag was werden tevens andere stukken als anti-tankgeschut ingezet zoals kanonnen van 8 cm. Staal en stukken 6-veld geschut.

De Duitsers kende dit wapen erg goed, het was een geducht wapen, en gezien het feit dat er voor de Grebbelinie de meeste pag's stonden opgesteld was dat de (of een) reden voor de Duitsers om hier geen tanks / pantserwagens in te zetten. Mede hierdoor kon de geweldige vuurkracht van het stuk pag niet worden uitgebuit zoals gehoopt.

In april 1938 schrijft E.W. 't Sas, Eerste-Luitenant bij 11 R.I., in het blad Mavors het volgende artikel over dit nieuwe stuk geschut:

Klik hier voor een uitvergroting
Illustratie behorende bij het artikel over de pag. in het blad Mavors (april 1938)
"De eerste cursussen over het nieuwe infanteriegeschut zijn bij het Regiment Grenadiers B.T. dienst gehouden. Van zoo een cursus ontleenen wij de volgende gegevens, die hopelijk de vele belangstellende vragen naar dit nieuwe wapen eenigszins kunnen beantwoorden. Bij elk regiment Infanterie zal een compagnie van drie secties à drie stukken worden ingedeeld. Onder een stuk wordt verstaan de vuurmond, de munitievoorwagen, het trekpaard (of de terreinauto), het bijbehoorend materieel en het ingedeelde personeel. Dit laatste bestaat uit een Stukscommandant, 6 bedieningsmanschappen, genummerd van 1 t/m 6 en een paarden(terreinauto)-geleider. Men schijnt het er nog niet over eens te zijn, of de tractie zal geschieden door een paard of een terreinauto. De voor het geschut uitgegeven Voorloopige Handleiding behandelt alleen de paardentractie. Een andere en meer voorbereide tractie is de mantrekkracht.

De mantrekkracht. Hierbij wordt de vuurmond met de loop naar voren getrokken door 4 bedieningsmanschappen, de Stukscommandant loopt voorop. Aan den staart van de affuit is een wieltje bevestigd, dat als een roer bij een vaartuig, gebezigd wordt om tijdens den marsch het kanon te sturen. Men ziet dit wiel met den stuurboom duidelijk afgebeeld op de foto's 5 en 7. Moet gevuurd worden, dan wordt dit wiel afgenomen, de schop, op het uiteinde der affuitbeenen, in den grond gedrukt of gegraven en binnen een enkele seconde is het stuk vuurklaar.

De paardentractie heeft tot nu toe niet bijzonder voldaan; zulks ook al, omdat de juiste constructie van den munitie-voorwagen nog niet is uitgestippeld. In alle geval zal hierbij de vuurmond met den mond achterwaarts wijzend worden getrokken. Het paard trekt de munitie-voorwagen, waaraan de vuurmond is gehaakt. Om dus in stelling te komen, moet het stuk eerst rechtsomkeert maken, de vuurmond afgehaakt, waarna paard en voorwagen zullen moeten verdwijnen. Het snel in stelling komen zal hierbij dan ook nog wel haken en oogen opleveren tijdens de opleiding.

De affuit bestaat uit twee affuitbeenen, elk uit een voorste korte en een achterste lange deel. Het korte deel is vast aan de onderaffuit en door langsveeren, bestaande uit veerbladen, aan asarmen voor de raden verbonden. Aan het korte deel is scharnierend het lange deel bevestigd, waardoor de beenen normaal in de "stelling" gespreid kunnen worden. In tijd van nood echter kan met zeer goed resultaat van de raden af worden geschoten met niet gespreide affuitbeenen, zooals foto 2 toont (de rijstelling).

De raden, die momenteel voorzien zijn van schotvrije rubber celbanden, zijn afneembaar. Door het omleggen van een wervel heeft een geoefende bediening slechts luttele seconden noodig om bij het in stelling komen deze raden te verwijderen. Het groote voordeel van den cel-band is haar schotvrij zijn, maar er heeft zich geen moeilijkheid voorgedaan bij de auto-tractie, waardoor men thans doende is proeven te nemen met den gewonen luchtband. De celband namelijk gaf aanleiding tot hevig opwippen tijdens een versnelden gang, zelfs zoo erg, dat de veerbladen afknapten.

De foto's 1 en 6 toonen de normale stelling met afgenomen raden.

De richtmiddelen bestaan, behalve uit een keep en korrel op den loopdrager, uit een kijkervizier en tusschenstuk. In het kijkervizier ziet men een horizontalen en een verticalen vizierdraad, die respectievelijk langs een verdeeling in hm en een verdeeling voor zijdelingsche correctie onafhankelijk van elkander kunnen worden bewogen. Aan het tusschenstuk bevindt zich een stelknop met luchtbel voor het opheffen van een eventueelen scheeven radstand en een elevatieboog met verdeelingen van 100‰. Voor fijnregeling is een trommel aanwezig met twee maal een verdeeling van 100‰ in duizendsten nauwkeurig. Het kijkervizier heeft een tweevoudige vergrooting. Over het opheffen van den scheeven radstand spreken we mettertijd in een afzonderlijk artikel nog nader.

De terugloop wordt afgeremd door een mondingsrem en een hydraulische rem. De maximum-terugloop is ongeveer 70 cm, bij groote elevaties is zij belangrijk kleiner. De loop glijdt met een slede over de wieg, waarin de remcylinder met daaromheen de vooruitbrengveeren. Zoolang de schoppen zich nog niet in den bodem hebben vastgezet, blijft de vuurmond bij het afgaan van het schot zich nog eenigermate achterwaarts bewegen. Dit is echter zeer gering. Op een lossen zandbodem was dit ongeveer 15 cm. Bij het schieten, van de raden af, wipt het stuk nog geen 10 cm op. Foto 1 laat de loop zien in haar achtersten stand. Het schot is hier juist afgegaan en onder de loop ziet men de remcylinder achter uit de wieg komen. Foto 4, die de houding weergeeft van richter en lader, toont tevens duidelijk het verschil in terugloop met de in Foto 1 genoemde.

De stabiliteit van het wapen bij het afgaan van het schot wordt nog gunstig beïnvloed, doordat de zielas een opwaartschen hoek van 5‰ maakt met de glijbaan op de wieg. Bij weigeringen hoeft het sluitstuk niet geopend te worden om de slagveer opnieuw te spannen. Op het bodemstuk bevindt zich een afvuurgreep, welke niet alleen door middel van een aftrektouw op commando "Vuren" van den richter (no.1) door no.2 kan worden bediend, maar ook door den richter zelf in werking kan worden gesteld. Met deze afvuurgreep nu is het mogelijk om bij weigeringen de slagveer te "herspannen".

Verder bevindt zich aan de voorzijde van het kanon nog een stempel, die in vervoerstelling door middel van een stang verbonden is aan de wieg. Deze verbindingsstang ontlast dan tijdens het vervoer den druk op de tanden van de elevatieboog en wormwielen van de inrichting tot het geven van elevaties.

Klik hier voor een uitvergroting
Stuk pantserafweergeschut in versterkte opstelling.
In de vuurstelling of in gevallen, waarin snelle vuurafgifte mogelijk moet zijn, wordt de stempel omlaag geklapt en wordt, nadat de beenen gespreid en de raden afgenomen zijn, een driepunts-opstelling verkregen. Met een lage vuurhoogte geeft dit een groote stabiliteit. De gespreide affuitbeenen vormen een hoek van 60°. Bij elevaties, grooter dan 12°, is dit ook het richtsveld van den vuurmond. Bij horizontaal gestelde loop of kleiner elevatie dan 12°, is dit veld 72°.

De brisant-pantsergranaat slaat op 500 m afstand door een pantserplaat van 30 mm dik en 180 kg vastheid. De granaat springt na doorboring vlak achter de plaat en heeft dan een vrij behoorlijke scherfwerking. De spreiding van het wapen is bij het vuren met bpg. gunstig. Van 15 schoten op 500 m afstand is de HS 67 cm en de BS 70 cm, dat is dus 1.5‰, terwijl de HS-50 is 26 cm en de BS50 is 29 cm. De V0. (vitesse-nul = aanvangssnelheid) van de bpg. is 660 m/sec. De grootste verheffing op 300 m is ongeveer 30 cm, op 500 m ongeveer 95 cm.

Voor het schieten op zich zijwaarts bewegende pantserwagens moet een voorhoudhoek in acht worden genomen, die met den verticalen vizierdraad in het kijkervizier wordt ingesteld en vrij eenvoudig en snel te berekenen is. Men neemt aan dat bij vervoer langs den weg en het wapen zooveel mogelijk vuurklaar gemaakt, het eerste schot na de waarschuwing "pantserwagens", afgegeven kan worden na 14 seconden, schietende van de raden en 16 à 17 seconden vurende van den stempel af. Normaal worden 2 schoten per pantserwagen afgegeven. Het is wel zaak, dat nauwkeurig en snel wordt gericht. Deze richtoefeningen moeten dan ook het zwaartepunt uitmaken bij de opleiding van kader en manschappen.

De brisantgranaat heeft een V0. van 330 m/sec en een zeer gevoelige schokbuis. De baan is belangrijk meer gebogen. Op de meest gebruikelijke schootsafstanden (1000 à 2000 m) bedraagt de LS van 3 schoten ongeveer 20 m. De BS kan op een duizendste worden gerekend. De schietregels voor het inschieten met bg. komen overeen met die voor den mortieren van 8. Bij nauwkeurig bekenden afstand blijft het inschieten achterwege. Door een speciale constructie der schokbuis wordt de granaat eerst gevaarlijk, wanneer het schot is afgegaan en het projectiel de loop heeft verlaten. Vuurexercities kunnen worden gehouden met laadpatronen en het afgeven van vuren met losse schoten. Men verwacht het geschut in Mei a.s. bij den troep, waarna onmiddellijk met de opleiding van het personeel wordt begonnen."

bron: artikel "Het Infanterie-Geschut van 4,7 cm" door E.W. 't Sas, Mavors No. 6 - Juni 1937 en No. 4 - April 1938.

Kenmerken

Fabriek: Böhler, Oostenrijk
Gewicht vuurmond in vuurstelling: ca. 310 kg.
Gewicht vuurmond in rijstelling: ca. 345 kg.
Gewicht vuurmond met schild (3,2 mm): 395 kg.
Lengte van het kanon: 3210 mm. (39 kal.)
Spoorbreedte: 1000 mm.
Vuurhoogte op stempel: 603 mm.
Kaliber: 47 mm.
Looplengte: 1850 mm. (39 kal.)
Aantal trekken: 24
Spoed (veranderlijk): 38 - 25 kal.
Maximum elevatie: 52°
Maximum declinatie: - 10°
Zijdelings schootsveld: bij elevatie tot 12°: 72°
bij elevatie hoger dan 12°: 60°
Soorten munitie: - brisant-pantsergranaat van 1,45 kg. (patroon 2,11 kg.)
- brisantgranaat van 2,45 kg. (patroon 3,01 kg.)
Vuursnelheid met brisant-pantsergranaat: 15 schoten per minuut
Gemiddelde aanvangssnelheid brisant-pantsergranaat: 660 m/sec.
Gemiddelde aanvangssnelheid pantsergranaat: 350 m/sec.
Grootste dracht pantsergranaat: ca. 6000 m.
Overige opmerkingen: Per stuk een munitievoorwagen, waarin 80 bpg. en 20 bg.
Ingevoerd bij Nederlandse leger: 1938
Aantal beschikbare stukken in mei 1940: plm. 386

Beeldmateriaal

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 9.07 MB)