Geweer en karabijn M.95

Klik hier voor een uitvergroting
Fabriekstekening van het geweer M.95.
Op 4 december 1895 kreeg het Nederlandse leger officieel een nieuw geweer, de Mannlicher M.95. Dit wapen had een vijfschots magazijn en een kaliber van 6,5 mm. Voor de Nederlandse soldaat betekende dit een grote stap voorwaarts in vergelijking met het oude vierschots Beaumont-geweer met een kaliber van 11 mm. Tussen 1895 en de Tweede Wereldoorlog diende de M.95 bij het leger in Nederland, Indië, en bij de Marine. Ieder krijgsmachtonderdeel had zo zijn eigen wensen met als gevolg dat een grote variëteit aan uitvoeringen ontstond.

Het geweer M.95 was een militair wapen dat volledig paste in de ontwikkelingen van die tijd. Het had een kaliber van 6,5 mm., een lengte van bijna 130 cm. en een gewicht van 4,2 kilogram. De vizierverdeling liep van vierhonderd tot tweeduizend meter. Het geweer was voorzien van een notenhouten kolf en lade uit één stuk. Op de bovenkant van de loop was een handbeschermer aangebracht, met een uitsparing voor het vizier.

Met de invoering van dit wapen deed een nieuwe patroon zijn intrede in het Nederlandse leger: de 6,5 x 53,5 R. De 6,5 (mm.) staat hierbij voor het kaliber, 53,5 (mm.) voor de lengte van de huls en de R voor Randhuls. Wanneer je naar de huls kijkt is duidelijk wat hiermee wordt bedoeld, deze heeft aan de onderzijde een rand. Niet alleen werd deze patroon gebruikt door het geweer M.95 en de karabijn M.95, ook de lichte Lewis mitrailleur (M.20) maakte gebruik van deze munitie.

In de bijna 45 jaar (1895-1940) dat het Mannlicher-systeem in gebruik was, werd een aantal pogingen gedaan het wapen verder te verbeteren. Het grootste kritiekpunt was daarbij het kaliber. Bij de invoering van het nieuwe legergeweer leek het gewenst een zo klein mogelijk kaliber te kiezen. Met de toenmalige stand der techniek werd 6,5 mm. als het uiterst haalbare beschouwd. In vergelijking met de 11 mm. van het oude Beaumont-geweer was dat een spectaculaire vooruitgang, maar al snel werd duidelijk dat aan een zo klein kaliber ook nadelen kleefden. Dat bleek wel in Nederlands-Indië waar het wapen ook daadwerkelijk werd ingezet. Daar bleek dat de 6,5 mm. patroon niet over voldoende 'stopping power' beschikte. Vooral op korte afstanden gingen de kogels dwars door een aanvaller heen en waren daarbij niet in staat verwondingen te veroorzaken die hem konden stoppen. In 1910 werd daarom een commissie in het leven geroepen die dit probleem moest gaan bestuderen. Uitkomst van dat onderzoek was een unaniem besluit tot het opboren van alle M.95 geweren en karabijnen van 6,5 mm. naar 7.9 mm. Daarbij zou de bestaande rondkopkogel worden vervangen door een spitsvormig projectiel. Om onduidelijke redenen werd geen van deze aanbevelingen uitgevoerd zodat tot en met 10 mei 1940 alle M.95 geweren en karabijnen het kaliber van 6,5 mm. behielden.

De invoering van het nieuwe legergeweer en de verschillende karabijntypes bracht heel wat werk met zich mee. Voor de aanmaak van 6,5 mm. munitie en herstellingen aan de wapens moesten een speciale patroonfabriek en een Werkplaats voor Draagbare Wapenen worden gebouwd. Bij laatstgenoemde werden aanvankelijk alleen reparaties uitgevoerd. De M.95 wapens werden gekocht in Oostenrijk, bij de Oesterreichische Waffenfabriks Gesellschaft in Steyr (O.W.G.). De reden daarvoor was het simpele feit dat men aan de Nederlandse kwaliteit twijfelde.

Vanaf 1904 waren de Artillerie Inrichtingen (Hembrug) in staat om het gehele geweer zelf te vervaardigen en daarover was men uiterst tevreden, mede door de prijs ervan die belangrijk lager was. Tot de Eerste Wereldoorlog werden enkele duizenden geweren per jaar gemaakt. Met de mobilisatie van het Nederlandse leger nam de vraag naar wapens enorm toe. In 1915 gaf de Minister van Oorlog opdracht tot het verhogen van de productie en eventuele aankoop van wapens in het buitenland. Na 1918 kwam de geweerproductie voor het Nederlandse leger stil te liggen.

Klik hier voor een uitvergroting
Het geweer in doorsnede met geopenden grendel na het afgeven van het schot
Vanaf ongeveer 1935 werden op grote schaal geweren ingekort tot karabijnen voor de politie en later ook voor het leger. In totaal werden er vijf verschillende typen karabijnen ontwikkeld. No. 1. was de karabijn voor de cavalerie en werd in 1896 ingevoerd. In datzelfde jaar volgde de No. 2 voor de Koninklijke Marechaussee en was voorzien van een omklapbare bajonet. Ook No. 3 kwam in dat jaar uit en was geschikt bevonden voor de genie en artillerie. Het was daartoe uitgerust met een langere handbescherming en een bajonet. In 1908 kwam uitvoering No. 4 voor de pas opgerichte compagnieën wielrijders beschikbaar met dezelfde bajonet als uitvoering No. 3.

Het nadeel van 4 verschillende uitvoeringen bleek al snel tijdens de productie: voor iedere uitvoering waren specifieke onderdelen nodig. Gezocht werd naar een compromis en deze werd gevonden in de vorm van 4 nieuwe karabijnmodellen, de nummers 1 (cavalerie), 2 (artillerie en genie), 3 (wielrijders) en 4 (wielrijders) Nieuw Model. De opmerking hierbij was dat de 4 nieuwe uitvoeringen in de toekomst onderling slechts de hoogst noodzakelijke verschillen zouden moeten vertonen. Ook werd aanbevolen de karabijnen van het type Oud Model te laten wijzigen in Nieuw model. Wat had moeten leiden tot een eenheidskarabijn leidde uiteindelijk, mede door de hoge kosten, tot acht verschillende modellen van de karabijn. In 1937 kwam er zelfs nog een uitvoering bij. Het Nederlandse leger had een overschot aan geweren en een tekort aan karabijnen. Besloten werd om een deel van de geweren om te bouwen tot karabijn, hiermee ontstond de karabijn No. 5.

Kenmerken

Fabriek: Oesterreichische Waffenfabriks Gesellschaft in Steyr (O.W.G.).
vanaf 1904 door Artillerie Inrichtingen in Nederland.
Kaliber: 6,5 mm.
Lengte geweerloop: 0,79 m.
Munitie: 6.5 mm. patronen met rand en rondkopkogel.
Lengte: M.95 geweer: 1,643 / 1,287 m. (met / zonder bajonet)
M.95 karabijn nr. 4: 1,442 / 0,951 m. (met / zonder bajonet)
Gewicht: M.95 geweer: 4,6 / 4,2 kg. (met / zonder bajonet)
M.95 karabijn nr. 4: 3,85 / 3,367 kg. (met / zonder bajonet)
Ingevoerd bij Nederlandse leger: vanaf 1895
Aantal beschikbare wapens in mei 1940: ca. 400.000 M.95 geweren en karabijnen

Beeldmateriaal

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
2028