Stuk van 15 lang 24

Inleiding

Ons leger had op 10 mei maar liefst drie verschillende type vuurmonden van 15 cm in de bewapening opgenomen, waarvan twee uit de mottenballen kwamen. Geen van de vuurmonden was in enige mate modern te noemen, ook al waren ze nog in staat een bijdrage te leveren aan de vuurkracht van onze eenheden die in gevecht met de Duitsers kwamen.
Op 10 mei 1940 hadden wij de volgende geschutstypes van 15 cm: Stuk van 15 lang 24, Houwitser 15 lang 17 en de Houwitser 15 lang 15.

Stuk van 15 lang 24

In 1872 wordt in Nederland, als lering uit de door ieder land in Europa opgetekende ervaringen van dan zeer recente Duits-Franse oorlog (1870-1871), een speciale commissie aangesteld voor de aanschaf van nieuw geschut. Onze artillerie bestaat tot dat moment alleen maar uit voorladers, zoals de vier- en twaalfponders. In 1873 begint onze regering met de aanschaf van bronzen achterladers van 100 mm voor het vestinggeschut, en een jaar later 84 mm bronzen achterladers voor het veldgeschut. Deze aankopen hebben veel weg van noodaankopen, om de voorladers in onze vestingartillerie snel te vervangen. Want in feit was het bronzen geschut al weer achterhaald door de brede introductie van stalen kanonnen in 1870.

Klik hier voor een uitvergroting
Stuk 15 lang 24.
In 1875 wordt een Commissie van Proefnemingen ingesteld om nieuw stalen geschut aan te schaffen voor onze vestingartillerie. Enkele vuurmonden worden uitgebreid beproefd in legerplaats Oldenbroek, waaronder de 12 lang 24 (12 lang staal) en de 15 lang 24 (15 lang staal). Beide waren Duits fabrikaat van Krupp-Essen, waarbij de laatst genoemde vuurmond met afstand de succesvolste was gebleken tijdens de recente oorlog met de Fransen. In 1877 nog wordt besloten beide typen aan te schaffen en zodoende komen de stukken 12 lang staal vanaf 1878, en 15 lang staal vanaf 1880, in onze bewapening.

De benaming 15 lang 24 (of verkort 15L24) komt voort uit het kaliber plus de lengte van de loop uitgedrukt in het aantal maal de kalibers. De 15L24 had een kaliber (inwendige maat van de ziel) van 15 cm en een lengte van de loop van 3m60 (24 x 15 cm).

Na WOI verdween de 15L24 in de arsenalen en dus uit de gelederen van de parate artillerie. Wel waren de opgeslagen stukken intussen voorzien van een plastische gasafsluiter. De reden waarom de wapens niet volledig uit de bewapening verdwenen, ligt vermoedelijk verborgen in het besef dat de artillerie van ons land na WOI snel een uitbreiding behoefte. Een uitbreiding die ze nauwelijks kreeg, zoals bekend. En dan had men liever iets dan niets in de depots achter de hand ...

Toen eind 1939 bleek dat de in Duitsland bestelde 120 stuks 105 mm houwitsers en bij de AI besteld nieuwe 10-veld stukken voorlopig nog niet geleverd zouden worden, werden de drie regimenten 24 RA, 25 RA en 26 RA met ieder drie batterijen 15L24 uitgerust. Iedere batterij had daarnaast een volle reserve van 4 stukken. De bemanning voor deze drie regimenten (feitelijk dus drie afdelingen) werd gehaald uit de voor de bestelde houwitsers opgeleide manschappen die de IIe en IIIe afdelingen moesten vullen van regimenten 9 t/m 12 RA.

De oude vestingartillerie werd verdeeld in het gebied rondom het zuidfront Vesting Holland. De Groep Kil kreeg 25 RA in de gelederen, Groep Spui 26 RA en Groep Merwede 24 RA. De stukken waren zo (ouderwets) zwaar met hun 4.700 kg, en dus zo lastig te vervoeren, dat er vanuit werd gegaan dat ze permanent zouden blijven staan waar ze initieel werden neergezet. Wat daarentegen bijzonder is - en wat onbegrijpelijk lijkt - is dat daar waar de batterijen werden ingezet geen enkele tractie ook maar in de buurt was. Het was logisch geweest als in de Hoekse Waard - waar maar liefst 48 van deze vuurmonden stonden - tenminste tractie aanwezig was geweest voor een batterij. Nu stonden tweemaal twaalf vuurmonden als reserves vlakbij de opgestelde afdelingen en konden uitgevallen stukken niet worden vervangen. Sterker, toen een verplaatsingbevel voor 26RA kwam, kon men in twee dagen tijd niet eens de vuurmonden een paar kilometer verderop krijgen. Vanzelfsprekend geldt dat niemand van onze legerleiding voor de oorlog kon bevroeden dat deze oude batterijen vanaf de eerste uren in de frontlinie zouden staan! Het heeft echter niet van visie getuigd dat deze 48 oude vuurmonden volkomen verstoken bleven van enige vorm van tractie.

De stokoude kanonnen, die bij aanvang van de vijandelijkheden meer dan 60 jaar oud waren, hadden de kwaliteit niet meer die voor de moderne oorlog gewenst was. De vuursnelheid lag laag. En kon alleen worden bereikt met een zeer geoefende bemanning. Los van de mechanische beperking, had de lange interval tussen twee schoten te maken met het intensieve narichten van het stuk. Nadat het stuk was afgevuurd, sloeg de loop voorover naar beneden en liep het wapen achteruit uit, tegen de achter de wielen liggende wiggen c.q. rembedding op. Het liep daarna terug naar het vuurpunt tot het weer in ruste was, waarop de richtapparatuur (hoek en terreinhoekmeter) kon worden herplaatst. Het stuk werd nagericht waarbij eventuele correcties in elevatie / declinatie werden verricht met een stelbout onder de loop, en traversehoek werd bijgesteld door het stuk zijdelings te verplaatsen met een handspaak. Vervolgens werd de nieuwe lading aangebracht (projectiel, stuwlading, ontsteking en slagpijpje in zundgat). Na vijf schoten achter elkaar afgegeven te hebben moest het stuk afkoelen en onderhouden worden, anders was de kans op schade of vernietiging groot.

De fabrieksopgave van 7 à 8 schoten per 5 minuten (maximaal) was in de praktijk volkomen onhaalbaar. In de praktijk was 1 schot per minuut al amper haalbaar. Het is realistisch te stellen dat 2 schoten per 3 minuten de maximale vuursnelheid was voor dit geschut. Voor effectief vuur moest dus met tenminste twee batterijen worden gevuurd, maar eigenlijk was afdelingsvuur voor vrijwel iedere vuuropdracht gewenst. Een afsluitingsvuur kon alleen voor een heel kleine sector worden afgegeven, en slechts kortstondig.

De bemanning van een stuk bestond uit zes kanonniers plus een stukscommandant. De wachtmeester stukscommandant, korporaal richter, sluitstukbediende (en aftrekker), lader (en assistent richter), assistent-lader (en assistent richter) / wigbediende, munitiedrager (en assistent voor alle functies) en de munitiewerker / tempeerder. Noodgedwongen kon men met een vierkoppige stuksbemanning het kanon bedienen. Maar voor het afgeven van snelvuur was een bezetting van zes kanonniers noodzakelijk. Tijdens de meidagen zou men vaak de maximale vuursnelheid uit de stukken moeten persen, met alle gevolgen van dien. Vele stukken zouden uitvallen; allen door overbelasting of materiaalpech.

De meidagen van 1940

In de meidagen zouden de twee van de drie Regimenten (eigenlijk Afdelingen) uitgerust met de 15L24, onmiddellijk met de oorlog worden geconfronteerd. Eén van de drie zou vrijwel constant in actie zijn, tot aan de middag van 13 mei. Hoe bijzonder was de speling van het lot dat de artillerie die het langst in de bewapening was, zo geconcentreerd zou liggen rond de achilleshiel in onze verdediging: het eiland van Dordt, met daarbij de Moerdijkbruggen. De ironie van het lot wilde dat de toegangspoort tot het zuidfront van Vesting-Holland grotendeels met de oudste artillerie bewaakt werd ...

Alle drie de Afdelingen beschikten over 12 vuurmonden in stelling en een volle reserve van 12 vuurmonden vlakbij achter de hand! Van de 76 in 1878 aangeschafte (en in 1880 in de gelederen opgenomen) vuurmonden waren er 72 inzet gereed. Door gebrek aan tractie echter konden de 12 reservevuurmonden van bijvoorbeeld 25 Afd A niet worden ingezet, terwijl bij de ingedeelde stukken maar liefst 6 stukken door defecten uitvielen!

Dit is niet de plaats om een analyse van de militaire geschiedenis te geven, doch, het is van belang te weten dat de Commandant Vesting Holland in de vroege morgen van 10 mei opdracht gaf aan alle artillerie in de buurt van het zuidfront Vesting Holland - na overleg met, en op instructie van de OLZ - om geen vuur uit te brengen op de Moerdijkbruggen omdat het AHK volledig wenste te anticiperen op Franse herovering van deze zo voorname bruggen. Pas in de ochtend van 13 mei werden deze bevelen hernomen. De Duitse 9.Pz.Div. was toen al over de bruggen het Eiland van Dordt opgereden met zijn pantserwagens en tanks.

De batterijen 15L24 hadden dus geen eigen tractie, noch was er enige paardentractie aanwezig. De vuurmonden waren zodanig log dat verplaatsing - bij gebrek aan motortractie - geen optie was. Daarbij kwam dat door de aard van de oude vuurmonden de opstellingen voorzien moesten worden van stevige rembeddingen. Direct gevolg van gebrek aan tractie en de gefixeerde richting van de rembedding was dat de stukken slechts een zeer kleine kaarthoek (enkele graden) konden bestrijken. Het feit dat enkele gefixeerde strategische punten in dit front aanwezig waren was zeer vermoedelijk de reden om dit oude, logge en zeer immobiele geschut hier te stationeren. Met name de stellingkeuze voor 25RA was een heel verstandige keuze. Dit zou ook blijken uit het feit dat de Afdeling 4 dagen lang in touw zijn blijven. Geen onlogische gedachten dus om dit geschut zo in te zetten.

24 RA (24 Afdeling Artillerie)

De afdeling lag op 10 mei bij Gorinchem en was ingedeeld bij de Groep Merwede. Pas in de morgen van 10 mei kwamen de stukken aan, en deze werden in de verwisselstelling geplaatst omdat de hoofdstelling nog niet gereed was. In de loop van de morgen wordt een honderd man plus enkele batterijcommandanten opdracht gegeven als infanterist enkele posities bij Werkendam te versterken. Pas op 11 mei werden deze mannen teruggestuurd naar hun batterijen.

Een zeer boeiende anekdote ontspruit uit deze afdeling. 1e Luitenant Gildemeester, van 2-II-24RA, krijgt op 12 mei de opdracht van C.V. om met enkele artilleristen en een sectie infanterie van 13RI een verkenning te water (aan boord van de sleepboot Robur, met ondersteuning van een motorvlet van de torpedisten) te verrichten naar Moerdijk. Onderweg kwamen zij stom toevallig het van eminent belang zijnde munitietransport tegen wat bestond uit de oude torpedoboot Christiaan Cornelis en het munitieschip De twee gezusters. Onder vuur van de vijand besluit de luitenant het transport te begeleiden. Hierdoor kon op 12 mei te Strijensas de zo benodigde 7-veld munitie worden ontscheept.

Op 13 mei worden de onderdelen bij Gorinchem in het vak Sleeuwijk bevolen zich west van Gorinchem achter de Merwede terug te trekken. Voor 24RA geldt dat het hierdoor - op een na - alle stukken werden achtergelaten. Munitie en enkele vitale onderdelen werden wel meegenomen. De stukken hadden geen van allen een schot gelost.

25 RA (25 Afdeling Artillerie)

De afdeling kreeg in de meidagen in totaal 21 schietopdrachten, respectievelijk 5, 6, 6 en 4 tussen 10 en 14 mei, waarbij op 14 mei niet meer kon worden gevuurd. De afdeling was opgesteld in de Hoekse Waard (nabij de Schenkeldijk) en viel onder de Groep Kil. Haar vaste schootsrichting was Willemsdorp en de noordelijke en zuidelijke landhoofden van de beide bruggen bij Moerdijk.

Klik hier voor een uitvergroting
Stuk 15 lang 24, derde kanon van de linker batterij, opgesteld in de Hoekse Waard nabij 's-Gravendeel.
De Afdeling werd onmiddellijk bij de oorlog betrokken omdat een aantal Duitse bommen op het barakkenkamp van de Afdeling bij Mookhoek viel. Om 08.40 uur wordt het eerste vuur afgegeven (i.o.v. de Groeps Artillerie Commandant - Gr. AC) op Willemsdorp e.o. Dit vuur wordt een half uur lang afgegeven. Rond 11.00 uur worden afsluitingsvuren gegeven op de noordelijke landhoofden der bruggen, bij Willemsdorp (berichten dat Duitsers van zuid naar noord over de brug trokken lagen hieraan ten grondslag). Vervolgens worden enkele vuren gegeven op het zuidelijke bruggenhoofd (ter ondersteuning van de manoeuvres van 6GB, dat ageerde tegen de Duitsers in het zuidelijke bruggenhoofd).

Al snel vielen twee stukken (van de linker batterij 3-I-25RA) uit door defecten die niet te repareren waren. Het eerste stuk ontplofte bij het tweede afgegeven schot, het tweede stuk viel tijdelijk uit. Bij een derde vuurmond was de gasafsluiter zodanig lek dat het stuk definitief moest uitvallen.

Op 11 mei wordt bij de rechter batterij (meest zuidelijke) rond 07.00 uur mortiervuur ontvangen vanuit de richting van Willemsdorp. Hierop wordt een storend vuur afgegeven door de afdeling op deze plaats. Om 9.30 uur wordt een kwartier lang een storend vuur op het zuidelijke landhoofd van Moerdijk afgegeven, alsmede op Hoekske (bij Lage Zwaluwe, aan de zuidkant van de bruggen dus). Vanaf 12.00 uur worden diverse langdurige (storende) vuurstoten afgegeven op de noordelijke landhoofden van de bruggen. Deze vuurstoten werden volgehouden tot 12 mei rond 04.00 uur. Hierbij vielen diverse stukken voor kortere of langere tijd uit, en moesten vele rembeddingen worden hersteld. De bedieningen van de vuurmonden werden tot de uiterste inspanning gedreven. Om 15.00 uur op 11 mei werd de afdeling geteisterd door vijandelijke bommenwerpers. Niet minder dan 60 bommen werden rond de batterijen afgeworpen. Geen enkele schade aan stukken, opstellingen en gereedschappen werd ervaren. Ook geen doden of gewonden. Wel werden vele verbindingen verbroken.

Op 12 mei worden in de morgen nog enkele storende vuren op en rond Willemsdorp afgegeven. Na terugkeer van een Nederlandse verkennerspatrouille (en rapportage aan c.25 Afd A) wordt rond 17.00 een storend vuur gegeven op en noord (van) Willemsdorp. Tussen 18.30 en 19.30 wordt de afdeling door 22 bommenwerpers zwaar gebombardeerd. Een bom treft vol de 3e batterij en vernield een vuurmond (die reeds op 10 mei definitief uitgevallen was). Er sneuvelt een kanonnier bij de aanval. Inmiddels beschikt de afdeling nog slechts over zeven werkende stukken. Alle vijf uitgevallen stukken waren door mechanische problemen niet langer in staat te vuren, waarbij uiteraard het totaal vernielde stuk van de 3e Batterij mee is gerekend. Om 19.00 uur begint dan een tot de middag van 13 mei durende periode van storende vuren (hogere vuurfrequentie is niet mogelijk) op de landhoofden van de beide Moerdijkbruggen (en later afwisselend, de bruggen zelf). Om 16.55 uur (12 mei) was de opdracht hiertoe gegeven, nadat de eerste colonnes van de 9.Pz.Div (verkenners) aankwamen bij Moerdijk. Het verbod om op de bruggen zelf te schieten was nog immer van kracht ... Pas om 1.50 uur 13 mei werd door de chef-staf landmacht (HFM van Voorst tot Voorst) opdracht gegeven onmiddellijk op de bruggen te vuren. De vuren werden in de nacht en vroege ochtend van 13 mei vooral op het midden van de spoor- en verkeersbrug gelegd. Hierbij viel gedurende de nacht nog een stuk uit zodat in de late ochtend nog slechts 6 van de oorspronkelijk 12 stukken konden bijdragen. De reservevuurmonden stonden zonder tractie werkeloos te wachten. En niet alleen de vuurmonden waren aan het einde van hun Latijn. De immense wissel die op het personeel van de afdeling was getrokken gedurende vier dagen oorlog - waar zij zonder rustmomenten bij betrokken waren geweest - begon ook zijn tol te eisen. Kanonniers vielen spontaan in slaap tijdens het vuren!

Uiteraard konden de brisantgranaten van de 15L24 (en mee vurende 7-veld) geen bijzondere schade aanrichten aan de bruggen. Niet alleen was de munitie ongeschikt, maar tevens was het kaliber voor dergelijke zware stalen constructie te licht. Er werd dan ook eigenlijk slechts een voor de vijand vervelende verstoring van de logistiek bereikt. Rond het middaguur op 13 mei werd door een batterij (of alle zes de stukken) van 25 Afd A het vuur geopend op een waargenomen vijandelijke batterij die onder commando van de 9.Pz.Div. bij Moerdijk in stelling was gebracht. Op deze maandag werd om 14.30 door een Duitse eenheid - die de Kil was overgestoken - vuurcontact gemaakt met de Afdeling. Hierop werden de stukken vernageld (nagel in het zundgat geslagen), en trok men terug achter de Schenkeldijk. Even later trok men nog verder terug en zou de commandant van de Afdeling zich - na dagen van onmenselijk presteren door de gehele Afdeling - negatief onderscheiden door een zinloze en niet bevolen vlucht. De Afdeling zou niet meer in actie komen met haar stukken.

26 RA (26 Afdeling Artillerie)

De afdeling lag 10 mei ten oosten van Numansdorp, achter de dijk, tegenover Willemstad. Tot 12 mei kreeg de Afdeling uiteraard (er was immers geen vijand in het schootsveld) geen doelen voor de loop.

Op 12 mei kreeg 26RA bevel van stelling te veranderen naar Westmaas, met schootsrichting de Barendrechtse brug. Materialen voor nieuw aan te leggen beddingen werd in door de commandant gehuurde vrachtwagens vervoerd naar de nieuwe stellingen. Tractie moest worden georganiseerd. Nieuwe stellingen moesten worden gegraven, nieuwe rembeddingen gebouwd. Deze complete migratie had tot gevolg dat de afdeling vanaf het middaguur van 12 mei niet meer zou vuren. Tractie bleef weg dus de vuurmonden bleven doelloos en zonder bemanning langs het zuidfront staan. In de middag van 13 mei trok de hele afdeling (zonder vuurmonden uiteraard) over Brielle terug op Den Haag. Overigens geschiedde dit op eigen initiatief van de plaatsvervangende Afdelingscommandant. De Afdeling had echter opdracht gekregen zijn vuurmonden onklaar te maken en zich aan te sluiten bij C.34RI aan het front bij de Oude Maas. Dat hiermee een minder florissant einde kwam aan de toch al schaarse activiteiten van de Afdeling behoeft geen nader betoog.

Kenmerken

Fabrikaat:  Krupp Essen (Duitsland)
Model:  15 lang 24 (15L24; 15.24; 15 lang staal)
Kaliber:  15 cm (looplengte 360 cm.)
Vuursnelheid:  3 schoten per 2 minuten, maximaal 5 minuten (5 schoten per 5 minuten was in de praktijk maximaal)
Elevatie / traversehoek:  -14°/+37° ; traversehoek 0° (traverseren door middel van draaien stuk m.b.v. handspaak)
Affuit:  Hoog radaffuit zonder reminrichting
Aanvangssnelheid:  Onbekend
Soort munitie:  Brisantgranaat (31.6 kg.)
Granaatkartets (31.6 kg.)
Kartets (30.5 kg.)
Gewicht:  Vuurmond:  4.700 kg.
  Kanonsloop:  2.500 kg.
Tractie en wielen:  Gemotoriseerde tractie, acht paarden (tien paarden in zwaarder terrein) of zes paarden (acht paarden in zwaarder terrein) van zwaar beslag.
Maximale dracht:  8.850 m.
Bemanning:  6 man plus een stukscommandant
Ingevoerd bij Nederlandse leger:  vanaf 1880
Aantal beschikbare stukken in mei 1940:  72 (van de 76 die aangeschaft waren)
2049