Schwarzlose M.08

In het jaar 1900 werd in Nederland een Commissie Mitrailleurs ingesteld die als taak meekreeg een geschikte zware mitrailleur voor ons leger aan te schaffen. De commissie schijnt - naar verluid - vrijwel iedere zware mitrailleur die op dat moment leverbaar was te hebben getoetst. Als eindresultaat kwam men echter bij de Oostenrijkse Schwarzlose mitrailleur uit. Een aantal factoren werd benoemd als van belang, maar het feit dat de prijs van dit wapen op slechts fl. 1.500,= per stuk lag zal van doorslaggevende aard zijn geweest.

De meest capabele concurrent (Spandau M.08) van de Schwarzlose - die bij de Duitsers in WOI de standaard mitrailleur zou worden - was een directe afgeleide van de Maxim. In Nederland viel deze af, vanwege voornamelijk het prijskaartje (fl. 3.100,=). Saillant detail is dat de Duitse Spandau M.08 en de Vickers Mk.I, beiden rechtstreekse afgeleiden van de Maxim, beiden na WOI alsnog in onze bewapening terecht kwamen.

Klik hier voor een uitvergroting
Soldaat Kroes van M.C.-I-8 R.I. achter een Schwarzlose M.08. (1939) » meer
De Schwarzlose was genoemd naar de ontwikkelaar van het wapen, de Duitser Andreas Schwarzlose die patent ontving op zijn ontwerp. Het wapen werd door de Osterreichische Waffenfabrik Gesellschaft (in Steyr) vervaardigd. Het door onze commissie aan de regering afgegeven advies kreeg een vervolg in proefnemingen met vier machinegeweren van Schwarzlose door het leger. In 1906 (!) begonnen die proefnemingen met het model 1905. Het jaar daarop kreeg men de beschikking over het model 1907, een sterk verbeterd model wat ook het basismodel (versie 1912) zware mitrailleur zou vormen voor het Oostenrijks-Hongaarse leger in WOI. Door verovering van enkele duizenden stuks werd dit wapen later ook nog door Italië en Rusland gebruikt. Het is beslist niet uit te sluiten dat in WOII beide legers nog sporadisch gebruik maakten van dit wapen.

Eind 1908 - dus na 8 jaar wikken en wegen - werd door de verantwoordelijke minister eindelijk groen licht gegeven voor een beperkte aanschaf van de Schwarzlose. Geld moet de doorslag hebben gegeven, want technisch was het wapen (toen al) inferieur aan de meeste concurrerende wapens. Wat betreft vuursnelheid verloor ze het van veel van haar concurrenten. De fabriek gaf 520-550 schoten per minuut (maximaal) op, maar uit proeven was gebleken dat 400-450 het feitelijke maximum was. Sommige concurrenten haalden echter wel tussen de 500 en 550 schoten per minuut, en gaven daarmee dus een 20-25% dichter vuur af!

Doordat de eerste aanschaf van het wapen in 1908 plaatsvond was tegelijk de typeaanduiding M.08 geboren. Het wapen was geboord in kaliber 6.5 mm, net als onze geweren van Steyr. Door leveringsproblemen tijdens WOI vanuit Oostenrijk, begonnen de Artillerie Inrichtingen in 1915 met de technische voorbereidingen om de mitrailleur in licentie hier in Nederland te bouwen. Dit gebeurde dan ook spoedig, en hiermee was het type M.08/15 geboren. Voor 1915 hadden we rond de 300 mitrailleurs uit Oostenrijk ontvangen. De AI zou tot 10 mei 1940 (in de meidagen werden nog 35 nieuwe wapens door de AI afgeleverd) nog eens rond de 2,000 stuks van dit wapen produceren. Slechts een klein deel hiervan ging naar Nederlands Indië. Vanaf 1925 werden de mitrailleurs bovendien in kaliber 7.92 mm uitgevoerd. De patroonbanden (katoen) bevatten 215 kogels elk. Bestaande lopen werden opgeboord van 6.5 mm naar 7.92 mm. De loop van het wapen moest worden vervangen na 29,000 schoten (in verhouding: dit was veel gunstiger dan bij bijvoorbeeld de Vickers M.18).

De Schwarzlose kon in diverse uitvoeringen worden ingezet. De standaard MC uitvoering werd vervoerd op een mitrailleurkar (die in WOI nog door honden kon worden getrokken; dit was een lichte versie van de mitrailleurkar). Mitrailleur, affuit, munitie en onderhoudsspullen werden met karren vervoerd. Dit maakte de MC een (relatief) logge en trage eenheid. De affuit van de mitrailleur was (net als het wapen zelf) zwaar. Het was een geheel stalen affuit, met een gesmeerde horizontale ring in een boog van 180° waarlangs het wapen van richting werd veranderd. Dit van richtpunt veranderen over het horizontale vlak ging niet zomaar; het vergde relatief veel kracht. Achterop het affuit was een zitting aangebracht voor de schutter. Typerend was dat de affuit zodanig laag was dat vrijwel geen schutter recht in de korrel kon kijken; een praktisch probleem met het richten (zonder optische hulpmiddelen).

Als de mitrailleur in een kazemat was opgesteld was er een naast affuit en wapen, een opvanginrichting voor de hulzen, een (voet- of handbediende) afzuiginstallatie voor afvoer van de giftige dampen en een waterververssysteem voor het koelwater. Soms was er een neerslagvat aanwezig wat door een slang was verbonden met de koelmantel en wat diende voor neerslag van verdampt koelwater, zodat het water niet verloren ging. Sommige Nederlandse kazematten waren voorzien van "regengoten" om water voor de koelmantel te kunnen opvangen. De koelmantel was voorzien van ruim 4 liter water, wat na een band of vier, vijf ging koken. Vanaf dat moment doorvuren zou betekenen dat het wapen onherroepelijk zou vastlopen. Zodoende moest het water worden vervangen. Met nieuw koelwater kon bij een warm wapen slechts een drietal banden worden afgevuurd, voordat opnieuw het water moest worden vervangen. In de meidagen zou dit hier en daar tot problemen met de inzet leiden.

De Schwarzlose werd, naast de reguliere inzet bij de MC's in het veld, ingebouwd in diverse kazematten. De meest voorkomende inbouw was in rivierkazematten, stekelvarkens (zogenaamde S-kazematten - Szw genoemd), flankerende kazematten (zogenaamde B-kazematten) en gietstalen koepelkazematten (zogenaamde G-kazematten). In geval van inbouw in een koepelkazemat werd een afwijkende affuit toegepast. Bovendien werd de loop van het wapen voorzien van een speciale pantsermantel. De gietstalen koepel - met Schwarzlose mitrailleur - werd veel gebruikt in de Grebbelinie, en vooral bij de Grebbeberg was de concentratie van dit type kazematten in de frontlijn groot. Van de beschikbare fabrikaten zware mitrailleurs was alleen de Schwarzlose geschikt voor inbouw in dit type kazematten. De gietstalen koepelkazematten bleken in de strijd succesvolle versterkingen, maar daarentegen bleken zij voor de bediening van het wapen (drie man) qua comfort vaak een beproeving.

De Schwarzlose was ook geschikt gemaakt om te functioneren bij montage op een motorfiets, zoals deze bijvoorbeeld in gebruik was bij de Huzaren Motorrijders. Het was natuurlijk een erg zwaar wapen voor deze toepassing (alleen het wapen zelf was al 29 kg inclusief koelwater). Echter, het wapen was in deze toepassing in de meidagen overal al vervangen door de Lewis M.20 met cavaleriekaliber 7.92 mm.

Klik hier voor een uitvergroting
De mitrailleur M.08 met affuit M.25 en de hulpmiddelen voor het schieten tegen luchtdoelen
De Compagnieën Luchtdoel Mitrailleurs werden slechts sporadisch met de Schwarzlose mitrailleur uitgerust (in plaats van of samen met stukken 2.tl) en vaker met de Spandau zware mitrailleur of - bij de kustartillerie - met de Vickers. Over het algemeen beschikte een Peloton Luchtdoel Mitrailleurs over 4 mitrailleurs (minder kwam ook vaak voor). Ook hadden de luchtdoelartillerie eenheden, uitgerust met luchtafweergeschut boven kaliber 2 cm, tenminste twee zware mitrailleurs in de bewapening. De voor luchtdoelbestrijding geschikte Duitse M.08 (zijnde de Spandau M.25) was te voorzien van een in hoogte verstelbaar driepootaffuit, waaraan men een tuig kon hangen waarin de schutter kon zitten c.q. hangen tijdens de bediening van het wapen. Tevens had het wapen een speciaal, naar schaal gebogen en voor luchtdoelbestrijding geschikt vizier.

De Schwarzlose zware mitrailleur, qua basisontwerp in de meidagen al bijna 40 jaar oud, functioneerde over het algemeen naar behoren. Het wapen werd als vrij betrouwbaar ervaren. Het aantal storingen was niet erg groot. Het wapen bleek vrij robuust, en er zijn anekdotes bekend dat menselijke urine gebruikt werd voor extra koeling, en menselijke neussmeermiddelen als smering voor het wapen (bij omissie van meer voor de hand liggende smeermiddelen) en ... dat het wapen hierdoor bleef vuren. Twee grote nadelen van het wapen waren het grote gewicht en de beperkte vuurkracht door de lage vuursnelheid. Bovendien bleek dat op punten waar posities langdurig actief konden worden verdedigd, de koeling van het wapen beperkingen opleverde bij gebrek aan vervangend koud koelwater. De Duitse MG.34 kon tweemaal zo snel vuren en hadden doordoor een tweemaal zo grote vuurdichtheid. Desondanks was de Schwarzlose geen extreem zorgenkind in de meidagen, zoals de lichte mitrailleur M.20 wel bleek te zijn. Bovendien was het gros van de Duitse eenheden dat in Nederland werd ingezet zelf ook nog met de M.08 zware en M.08/15 lichte mitrailleurs uitgerust. Slechts de parachutisten, luchtlandingstroepen en gemotoriseerde eenheden hadden reeds de MG.34 ter beschikking.

Kenmerken

Fabrikant:  Österreichische Waffenfabrik Gesellschaft (in Steyr)
Artillerie Inrichtingen / Hembrug (v.a. 1915 in licentie)
Type:  M.08/15
Kaliber:  7.92 mm.
Vuursnelheid:  400 - 450 schoten per minuut (fabrieksopgave: 520 schoten per minuut)
Patroonband:  215 patronen
Gewicht:  24,50 kg. (zonder koelwater)
29,00 kg. (met koelwater)
44,00 kg. (op affuit)
7,50 kg. (patroonband - excl. kist)
Maximaal bereik:  3.500 meter bij 30 graden hoek
Richtmiddelen:  hoekinstelbaar vizier
2x Zeiss optische telescoop
Bijzonderheden:  Standaard zMG Nederlands leger

Beeldmateriaal

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
2036