Stuk van 8-staal

Inleiding

De Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 vormde de aanleiding voor belangrijke ontwikkelingen van het materieel van de artillerie. Enerzijds had dat te maken met de invoering en spoedige verdere verbeterde kwaliteit van het staal waardoor met name de loop minder snel zou slijten en waardoor het geschut veel grotere explosieve krachten in de ontstekingskamer kon verdragen hetgeen logischerwijs leidde tot een groter bereik met een zwaardere lading. Bovendien werden effectievere projectielen gefabriceerd die meer massa en efficiëntere vormen voor penetratie brachten. Daarnaast verbeterde en stabiliseerde men de kwaliteit van het kruid waardoor de ballistische baan een meer voorspelbaar karakter kreeg en werden drijfstoffen veel krachtiger.

Veldgeschut 8-staal

In November 1881 werd het 8-staal - destijds een modern snelvuurkanon - bij het Nederlandse leger geïntroduceerd. Het Krupp-Essen ontwerp voor de 8 staal vuurmond was indertijd revolutionair, het was een van de eerste Nederlandse achterladers, en zou de bronzen achterladers - die net ingevoerd waren - alweer vervangen. In vergelijking met het telkens vegen van het geschut na afvuren, zuiveren van de kamer en ziel, eventueel het zundgat, aanbrengen van nieuwe drijfstof, aanstampen, aanbrengen van projectiel, verzacht aanduwen, aanbrengen ontsteker, richten en weer vuren, was de werking van de achterlader een stuk eenvoudiger maar verliep met name het laden van de vuurmond een stuk sneller; de sluitstukbediende verwijderde het sluitstuk, de lader plaatste het projectiel in de ontstekingskamer, plaatste de drijflading [kardoes], de sluitstukbediende plaatste het sluitstuk achter de loop/kamer en de trekker kon worden overgehaald. De trekker op het sluitstuk sloeg op de drijflading achter het projectiel waarmee de lading werd ontstoken waardoor het projectiel werd afgeschoten. De loop van het 8-staal was "getrokken" hetgeen inhoud dat aan de binnenzijde groeven waren getrokken waardoor het projectiel de loop roterend verliet.

Klik hier voor een uitvergroting
Stuk 8-staal. (Foto: Kennis der Artillerie 1933 - K.M.A. Breda)
Bij de vuurmond 8-staal dienden zowel het trekker-mechanisme als de richtmiddelen na elk schot te worden verwijderd, daarna kon het sluitstuk worden verwijderd opdat de huls kon worden uitgenomen waarna een nieuwe projectiel kon worden geladen. Een goed geoefende bediening kon deze handelingen in ongeveer 20-25 seconden uitvoeren waardoor per minuut 2 schoten konden worden gelost.

De 8-staal vuurmond kende nog geen rem- en terugloopinrichting zoals bij latere vuurmonden. Bovendien was de loop uitgevoerd zonder wieg en daarom in breedterichting gefixeerd op de affuit. Had het 8-staal geschoten, dan liep de hele vuurmond vanwege de ontploffing in de ontstekingskamer naar achteren tegen de rembeddingen of wiggen waardoor de vuurmond opnieuw moest worden opgesteld en opnieuw gericht. Bij het richten kon elevatie worden gerealiseerd door een stelschroefmechanisme onder het sluitstuk waardoor de loop verticaal kon bewegen. Deze handeling was echter zeer tijdrovend en voor snel bewegende doelen was dit geschut mede daardoor ongeschikt.

In 1881 beschouwde men het 8 staal terecht als een zeer modern wapen maar de ontwikkelingen bij de productie van artilleriewapens verliepen daarna dermate snel dat het in WO I reeds verouderd, en in mei 1940 echt antiek was. Het bedienen van het geschut onder vuur was, zeker in de meidagen 1940, een hachelijke onderneming. De vuurmond was hoog en had dus van voren een groot raakvlak, de bediening moest voor opzetten en afnemen van richtmiddelen, bijrichten en bediening zich consequent bloot geven.

Het maximale effectieve bereik van het 8-staal was ongeveer 5.000 meter, maar aan het effectieve bereik werd in 1880 natuurlijk veel minder zware eisen gesteld dan in de meidagen van 1940. Het effectieve bereik in 1940 bedroeg niet meer dan 3.000 meter aangezien het geschut daarboven voor de eisen van toen te onzuiver werd. De bij het 8 staal gebruikte munitie bestond uit granaten (7,06 kg zonder huls) of brisantgranaten (7,02 kg. zonder huls).

Vanaf 1905 werd het 8-staal geleidelijk vervangen door het veel modernere 7-veld. Met deze vuurmond was een snelvuur van 6 tot 8 schoten per minuut mogelijk, daarbij was het bereik van het 7-veld veel groter (6.500 m.).

Na de Eerste Wereldoorlog werd het 8-staal in reserve gehouden ondanks het feit dat het toen al sterk verouderd was. Men besloot zelfs om het sluitstuk te moderniseren waardoor minder gassen konden ontsnappen. De vuurmonden verdwenen naar de arsenalen en musea, om daar in 1939 weer uit te voorschijn te komen teneinde het tekort aan pantserafweergeschut en de Infanterie-Artillerie te compenseren.

In totaal werden 108 van deze vuurmonden opnieuw ingezet; 36 in de Peel-Raamstelling, 12 in Zeeland, 4 in Delfzijl, 4 in Den Helder en 4 in de haven van Amsterdam, 29 in de IJssellinie, 7 in de Maas-Waal- en Betuwestelling en 12 in de Maaslinie.

Bij de bezwaren bij bediening van het geschut al had tegen het verouderde geschut, kwam nog dat veel stukken slijtage en gebreken vertoonden. De meeste vuurmonden hadden geen sluitstuk of trekker. Geschokt bemerkte de bediening ook nog dat de munitie vaak verroest was, waardoor zij genoodzaakt waren om de projectielen te poetsen. Een verroest projectiel zou de loop, de kamer en het sluitstuk zwaar kunnen beschadigen.

Het aantal van 108 vuurmonden klinkt wellicht indrukwekkend maar van de gevechtswaarde van het geschut mocht niet veel worden verwacht; veel vuurmonden weigerden al na het eerste schot, met sommige vuurmonden werden enkele schoten gelost, met een enkele vuurmond bleek het zelfs niet mogelijk een schot te lossen.

Meidagen van 1940

In de verslagen stuitten we echter een belangrijke uitzondering op deze droevige regel. Het 20ste Regiment Artillerie kreeg vlak voor de inval 36 stuks 8-staal. De derde batterij van het regiment was ten noorden van de spoorlijn bij Mill in de Peel-Raamstelling gestationeerd. Nadat de brug bij Gennep op slinkse wijze was veroverd stoomde een Duitse pantsertrein op naar Mill. Voorbij Mill liep de pantsertrein op een versperring waarna de infanteristen achter de linie werden uitgeladen, de opzet was om de Nederlandse linie in noordelijke richting op te rollen door hen van achteren aan te vallen.

De 12 stukken 8-staal van de derde afdeling van het 20ste Regiment Artillerie (III-20 RA) stonden paraat om een aanval vanuit het zuidoosten te pareren, toen plotseling de commandant van de meest zuidelijke batterij de Duitse aanval ontdekte vanuit zuidwestelijke richting. Hij aarzelde geen moment en nam de Duitsers onder vuur. Dat moest natuurlijk wel met de nodige voorzichtigheid gebeuren omdat de stukken over de hoofden van de bedieningen van de andere stukken moesten vuren. Het vuur werd overgenomen door de nevenbatterij, binnen 15 minuten was de hele afdeling ingezet om de Duitse aanval af te slaan. Desondanks kwam de Duitse aanval langzaam verder tot op 400 meter van de rechter batterij totdat ook de lichte mitrailleurs het vuur openden. De aanval stokte en de Duitsers gingen terug. Het zou de Duitsers nog een volle dag kosten voordat de stellingen van III-20 RA zouden worden veroverd.

Ook op andere plaatsen bewees het 8-staal goede diensten, zoals in Zeeland waar het 17de Regiment Artillerie samen met de Franse artillerie de oprukkende Duitse SS troepen staande hield maar uiteindelijk toch niet kon stoppen, mede omdat veel stukken uitvielen vanwege technische storingen. Aan de Maas- en IJssellinie werden eveneens individuele successen geboekt door 8-staal stukken.

Van de 108 vuurmonden werden 52 daadwerkelijk ingezet gedurende de meidagen 1940, alleen al bij de 2 bovengenoemde acties werden duizenden projectielen verschoten. De aanwezigheid op het slagveld van het 8-staal geschut had een grotere waarde voor het moreel van de troepen dan dat het daadwerkelijk effectief werd ingezet, hoewel de beter ingewijden de waarde van het 8-staal al snel wisten te schatten.

Kenmerken

Fabrikaat:  Krupp Essen (Duitsland)
Model:  8-staal
Kaliber:  8,4 cm (84 mm)
Vuursnelheid:  2 schoten per minuut, maximaal 5 minuten
Affuit:  Hoog radaffuit zonder reminrichting
Aanvangssnelheid:  460 m/sec.
Soort munitie:  Brisantgranaat (7,03 kg.)
Granaatkartets (7,06 kg.)
Gewicht:  vuurmond:  1.030 kg.
  kanonloop:  450 kg.
Tractie en wielen:  Paardentractie, 6 of 4 paarden per geschut.
Maximale dracht:  5.000 meter (3.000 meter effectief)
Bemanning:  6 tot 9 man plus een stukscommandant
Ingevoerd bij Nederlandse leger:  vanaf 1881
Aantal beschikbare stukken in mei 1940:  108 stuks.

Beeldmateriaal

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
2044