Getuigenissen op de Berg - Mei 1940

Klik hier voor een uitvergroting
Op deze pagina zijn de tien korte verhalen van gesneuvelde Nederlandse soldaten terug te vinden die tijdens de wandeling in het Grebbebos op 22 juni 2002 j.l. te lezen waren. De teksten zijn opgesteld door Bernier Cornielje en gedrukt op grote doeken die langs de wandeling in het bos waren opgehangen.

Bernardus Josinus Lievers

"De laatste gang die korporaal Lievers maakte was kort, nauwelijks meer dan 200 meter. Zijn leven eindigde aan de rand van de akker die aan de westzijde onmiddellijk op de erebegraafplaats aansluit. Daar lag hij met zijn sectie in een stelling in de stoplijn, de laatste verdedigingslijn op de Grebbeberg.
In de voormiddag van 12 mei, eerste pinksterdag, bezwijkt de frontlijn onder aan de Berg. S.S.-eenheden vechten hun weg naar boven, gesteund door Duits artillerievuur. Granaten spatten uiteen boven de stellingen van de stoplijn. Plots is de explosie heel dicht bij. De dreun wordt gevolgd door het gegil van soldaten uit de mitrailleuropstelling pal aan de weg. Een granaatscherf is door de helm van korporaal Lievers gedrongen. Hij is buiten kennis. Sergeant Spijker, de groepscommandant spreekt bemoedigende woorden maar na een dramatisch half uur sterft de korporaal. Een ordonnans, al eerder weggestuurd naar de verbandpost voor een hospitaalsoldaat komt pas enkele uren later terug. Alleen. 'Ze hadden geen tijd' is de boodschap.
Voor korporaal Lievers is de oorlog voorbij. Voor de mannen van zijn sectie begint het nu eerst goed. Hevige gevechten volgen op de artilleriebeschietingen.
Voor de stoplijn wordt de Duitse opmars voorlopig tot staan gebracht. Maar de stoplijn kraakt. Doden en gewonden vallen weg uit de rijen van de verdedigers. Voor wie door vecht is het een uitputtingsslag.
De verdedigers hebben hulp nodig. En hulp wordt toegezegd. Een tegenaanval vanuit Achterberg moet voorlangs de stoplijn het terrein zuiveren van Duitsers. De werkelijkheid pakt anders uit, de tegenaanval zal de sectie van korporaal Lievers nooit bereiken.
In de ochtend van dertien mei begint het beslissende gevecht. Enkele uren later is de stoplijn definitief verleden tijd."

Bartus van de Wal

"Ook Bartus van de Wal uit Ochten is geroepen door het vaderland. Zijn mobilisatiebestemming is hemelsbreed slechts enkele kilometers van zijn geboorteplaats verwijderd. Op het moment van de Duitse inval heeft hij de wacht betrokken bij de brug over de Grift aan de voet van de Grebbeberg.
Als de genie de brug in de avond van 11 mei laat springen graven hij en zijn kameraden een schuilplaats op de berg. De volgende dag opent de vijand de aanval op de Greb. S.S.'ers belagen de schuilplaats met handgranaten. Bart en zijn maten kruipen naar buiten maar worden zonder pardon neergeschoten.
Op de 13de mei bij het vallen van de avond is de slag om de Grebbeberg voorbij. Dan begint het Rode Kruis met de met het verzamelen en de identificatie van de slachtoffers. Het lichaam van Bart wordt echter nooit gevonden en dientengevolge is Bartus van de Wal officieel niet gesneuveld.
Hij is vermist, een status die bij de nabestaanden valse hoop wekt. De deur van zijn ouderlijk huis zal na de meidagen niet meer op slot gaan. Bart mag bij terugkeer immers niet voor een gesloten deur komen te staan. En als er geslacht wordt in november wordt er een ham voor hem bewaard. Zo hoeft hij bij thuiskomst geen honger te lijden.
Maar Bart komt niet thuis en langzaam gaat de hoop over in berusting. Ruim twintig jaar na de oorlog wordt er een 'in memoriam' steen voor hem geplaatst op het kerkhof op de Grebbeberg. Deze steen vormt samen met een straatnaambordje in Ochten de laatste herinnering aan Bartus van de Wal, dienstplichtig soldaat van 1-II-8 R.I."

Cornelis van Vark

"Geruchten vinden hun weg door de loopgraven op de Berg. Uit de lucht gegrepen verhalen over een actieve vijfde colonne en geïnfiltreerde Duitse soldaten in Nederlandse uniformen voeden het wantrouwen en dit wantrouwen wordt Cornelis van Vark noodlottig.
In de nacht van zaterdag op zondag wordt Rode Kruis soldaat Van Vark weg geroepen om gewonden te helpen. Hij passeert de met prikkeldraad omgeven commandopost van bataljonscommandant Jacometti.
Twee wachtposten met het hoofd boven de loopgraaf richten het geweer op hem en schreeuwen hem toe 'het wachtwoord, het wachtwoord'. Cornelis van Vark weet het wachtwoord niet. Misschien is hij het simpelweg vergeten, misschien heeft hij er argeloos op vertrouwd dat de brede witte band met het rode kruis hem langs alle gevaren zal loodsen. Nogmaals roepen de wachtposten 'het wachtwoord, het wachtwoord'. Cornelis wijst op het rode kruis op zijn mouw, dit gebaar overtuigt de wachtposten van zijn kwade trouw. Dan klinken er schoten en is de reis van Cornelis van Vark voorbij."

Fokke Schotkamp

"Het dorp Gramsbergen ligt aan de weg van Ommen naar Coevorden, vlak bij Hardenberg, op slechts enkele kilometers van de Duitse grens.
Op de begraafplaats van Gramsbergen, bevindt zich het graf van Fokke Schotkamp. De granieten steen vertelt dat Fokke Schotkamp is gestorven in Rhenen op 15 maart 1940. Die mededeling is niet onjuist, wel onvolledig. Fokke Schotkamp is op 15 maart 1940 namelijk niet zomaar gestorven. Hij is op die datum, zo kort voor de Duitse inval, vermoord in de onmiddellijke omgeving van het kerkhof van Rhenen aan de Achterbergse Straatweg.
Fokke Schotkamp maakt in de mobilisatieperiode deel uit van het tweede bataljon van het negentiende regiment infanterie. II-19 R.I. fungeert als reservebataljon en is in die hoedanigheid feitelijk toegevoegd aan het achtste regiment infanterie, het regiment dat de verdediging van de Grebbeberg tot taak heeft.
De ware toedracht tot de moord is onduidelijk, hier volgen de feiten.
Op 15 maart staat Fokke op wacht bij een van de oude huisjes die vlak bij het kerkhof staan, een honderdtal meters verwijderd van de stellingen langs de spoorbaan. Wachtlopen 's nachts is een eenzame bezigheid. De tijd kruipt traag voorbij, de torenklok van de Cuneratoren slaat elk kwartier, de kwartieren lijken uren. Het huisje bij het kerkhof is aan een kant bewoond en stond voor de mobilisatie aan de andere kant leeg. Die kant is nu door het leger in gebruik.
De nachtdienst van Fokke loopt van 3 tot 5 uur in de ochtend. De man die hem aflost arriveert keurig om 5 uur, zonder geweer. De gebruikelijke procedure is dat het geladen geweer van de wacht overgaat op degene die de dienst overneemt. De soldaat die Fokke's plaats moet innemen, ziet wel het geweer tegen het wachthokje aan staan. Van Fokke ontbreekt evenwel elk spoor.
In eerste aanleg denkt de soldaat aan een grap, elk moment kan de wacht met een grijns uit het nachtelijk duister stappen. Dat idee verdwijnt als de uren passeren. De uiteindelijk gealarmeerde militaire politie houdt het op desertie en stuurt een aanhoudingsbevel richting grens.
Dan wordt de vermiste wacht gevonden, bij het pad langs het kerkhof, doodgeschoten, het ontzielde lichaam is onder een heg geschoven. Zelfdoding wordt onmiddellijk uitgesloten, er ligt geen wapen in de onmiddellijke nabijheid van het lichaam.
De dood is snel bij alle soldaten rondom Rhenen bekend, naar de toedracht wordt gegist. Duitse spionnen worden door de heersende opvatting als daders aangemerkt. Een bewijs daarvoor is niet voor handen, aan de juistheid van deze opvatting hoeft echter niet getwijfeld te worden."

Hans de Vries

"Als de slag om de Grebbeberg gestreden is en de doden verzameld worden, vindt men op noordhelling van de Berg een Hollandse soldaat. Hij had stelling genomen achter een boom. Naast de boom ligt keurig gestapeld zijn voorraad geweerpatronen als getuigenis van zijn beslissing: standhouden of sneuvelen.
Hij sneuvelde.
Hans de Vries uit Zuidwolde verloor zijn leven op de Duivelsberg. Een kogel doorboorde, net onder de helm, zijn hoofd.
Toen de stilte weer bezit genomen had van de Grebbeberg zat hij daar nog op zijn post, in geknielde houding, het geweer in de aanslag. Volkomen rustig te wachten op de vijand die hij uiteindelijk niet zag.
Een eenzame soldaat op de Greb, zijn moed werd hem op 13 mei 1940 fataal."

Hendrik Willem Smeitink

"Onmiddellijk na de slag begint men met de identificatie van de slachtoffers. Geestelijken en Rode Kruis medewerkers zijn met deze taak belast. Reserve veldprediker Ad van Nood is een van hen. De identificatie zal een aantal dagen in beslag nemen.
Op 16 mei 1940 noteert Van Nood in zijn zakboekje dat de gesneuvelde soldaat H.W. Smeitink van 8 R.I. is geïdentificeerd. De naam van Smeitink is vast komen te staan aan de hand van de persoonlijke bezittingen gevonden in zijn jas.
Smeitink is afkomstig uit het buurtschap Bekveld bij Hengelo. Vandaar dat een dominee in Hengelo van het overlijden van Smeitink in kennis wordt gesteld. Op hem rust de taak om de ouders van Hendrik op de hoogte te stellen van het heengaan van hun zoon, die op 27 jarige leeftijd sneuvelde voor het vaderland. Hij brengt het trieste nieuws over. Een periode van rouw breekt aan op boerderij Klein Holte waar de familie Smeitink woont. De krant maakt melding van de heldhaftige dood van Hendrik. De familie laat een overlijdensadvertentie plaatsten en er is een dienst te zijner nagedachtenis. Daarmee lijkt het boek voor Hendrik Willem Smeitink gesloten.
Lijkt, want eind juni valt er een brief op de deurmat van boerderij Klein Holte, een brief van Hendrik. En ongeveer op hetzelfde moment gaat de telefoon bij de buurman van zijn ouders, een schoolmeester. Deze neemt op en aan de andere kant van de lijn meldt zich Hendrik Willem Smeitink. 'Hendrik, bun i'j dat?' is de verbaasde reactie van de schoolmeester. 'Jaêê' antwoordt Hendrik 'en ik kom morgen thuis'.
Vanwaar deze administratieve fout bij de registratie van de slachtoffers?
Op 13 mei, tweede pinksterdag, wordt de groep waartoe Smeitink behoort door de Duitsers tot overgave gedwongen. De eerste Nederlandse soldaten die hun stelling verlaten worden doodgeschoten omdat ze met het geweer in de hand naar buiten komen. Het is de Nederlanders nooit geleerd hoe zich over te geven. Er liggen een aantal gesneuvelde soldaten bij de stelling wanneer Smeitink eruit kruipt. Buiten de stelling heeft hij zijn jas uitgedaan en daar neergegooid. Deze jas is later gevonden.
Smeitink wordt krijgsgevangen afgevoerd naar Duitsland: Neu Brandenburg, barak 27. Zes weken verblijft hij in het kamp. Dan mogen de Nederlandse soldaten naar huis, een verzoeningsgebaar van de Führer. Enkele dagen later passeert de trein bij Oldenzaal de grens, een verloren zoon is weergekeerd."

Salomon Löwenstein

"Op 13 mei bezwijkt de stoplijn, de laatste verdedigingslijn op de Grebbeberg. Daaraan vooraf gaan hevige Duitse beschietingen gevolgd door stormlopende Wehrmachtsoldaten. Ze springen op het gaas van de stellingen, zakken erdoor en worden doodgeschoten. Nederlandse mitrailleurs raken roodgloeiend en vallen uit. Nieuwe aanvalsgolven volgen.
De Duitse overmacht is de beslissende factor in de strijd bij de stoplijn. Op de zoveelste Duitse stormloop heeft de uitgeputte verdediging geen antwoord meer. 'Heraus, heraus' klinkt het als de Duitsers in de stoplijn zijn doorgedrongen.
Instructies hoe te handelen in geval van overgave hebben de Hollandse soldaten nooit bereikt. Met het wapen in de hand komen Nijentap en Winkelman hun schuilplaats uit. Ze zijn de afgelopen dagen van strijd vergroeid met hun geweer. Als het moment daar is om te buigen voor de Duitse agressor gaat het geweer mee. Dit automatisme zal fatale gevolgen hebben.
De Duitsers, die voor de stoplijn zulke zware verliezen geleden hebben aarzelen geen moment en openen het vuur. Gerard Nijentap en Herman Winkelman sterven in de loopgraaf. Salomon Löwenstein, razend over dit Duitse optreden wil opnieuw de strijd aangaan. Echter voor hij de karabijn kan heffen wordt hij neergeschoten. Nog zwijgen de Duitse wapens niet. De hele groep moet dood. En zo sterven kort na elkaar, Herman Ursinus uit Rheden, Jan Kerssen uit Apeldoorn en Willem Berntsen uit Bergh.
Nijentap, Ursinus, Winkelman, Löwenstein, Kerssen en Berntsen, ze behoorden tot verschillende regimenten, het toeval bracht ze samen in een primitieve loopgraaf op de Greb. Wat de mannen bond, was een missie: de Duitse opmars stoppen. Met het mislukken van deze missie eindigde hun leven in de middag van 13 mei 1940."

Michiel Johannes Hendriks

"Michiel wordt geboren in Gendt in het jaar waarin het drama van de Eerste Wereldoorlog een aanvang neemt. Hij sneuvelt als voor Nederland de Tweede Wereldoorlog zijn tweede dag ingaat.
Het draaiboek van zijn dood opent op 28 augustus 1939 wanneer de alarmkreet van de mobilisatie over Nederland klinkt. Drie dagen later marcheert dienstplichtig soldaat Hendriks naar zijn definitieve bestemming. Het eindpunt van de mars ligt voor hem en de andere soldaten van III-8 R.I. in de voorpostenstrook: het vlakke land tussen Wageningen en de Grebbeberg. Daar werken ze in de maanden die komen aan de stellingen. De voorposten vormen de golfbrekers in het verdedigingsplan van de Grebbeberg. De Duitse oorlogsmachine mag immers niet met volle kracht op de hoofdverdedigingslijn op de Greb beuken. Daarom moet al ruim voor de Berg de vaart uit de Duitse aanval gehaald worden.
De groep van sergeant Mulder waarvan Michiel Hendriks deel uitmaakt, is gelegerd tussen de Grebbedijk en de Wageningse afweg. In de vroege middag van 11 mei duiken eenheden van het derde bataljon van het S.S.-regiment Der Führer voor hun stelling op. Michiel bedient de lichte mitrailleur, de Duitsers worden teruggeslagen.
De beslissende aanval komt kort daarna, echter onverwacht aan de rugzijde van de stelling. S.S.-stoottroepen zijn met een boog om de groep Mulder heengetrokken om vervolgens ongemerkt van achteren te naderen. Dan openen ze het vuur. De kogels zaaien dood en verderf in de groep Mulder. De Duitsers springen in de stelling, werpen handgranaten in de schuilnissen en steken vervolgens de strozakken in brand. In deze hel komt vrijwel de hele groep Mulder om het leven. Alleen soldaat Könning zal de meidagen overleven, hij houdt zich dood en als de Duitsers zijn vertrokken weet hij te ontsnappen.
Michiel Hendriks blijft meer dan een jaar vermist. Pas op 24 september 1941 wordt zijn verbrande lichaam gevonden. Een ingestorte schuilnis is al die tijd zijn graf geweest."

Gerard Migchelbrink

"Nauwelijks 400 soldaten vormen de bezetting van de voorpostenstrook, het gebied tussen de Grebbeberg en Wageningen. In de vroege ochtend van de 11de mei opent het S.S.-regiment Der Führer de aanval op de voorposten. De Nederlandse soldaten zijn veruit in de minderheid. Toch zullen de S.S.'ers een goed deel van de dag nodig hebben voor de laatste tegenstand is weggeruimd.
Om 4 uur in de middag van 11 mei is de commandopost van majoor Voigt, omsingeld en een uur later tot overgave gedwongen. De enige Nederlandse voorpost, dan nog over, is de uit 12 man bestaande groep van sergeant-majoor Blom gelegerd in een boomgaard net naast de Wageningse afweg. De S.S.'ers hebben grote moeite deze stelling te nemen. Uiteindelijk is de overmacht te groot en moet de groep zich overgeven.
Duitse troepen dringen de stelling in en drijven de Nederlanders naar buiten. 'Zwijnen waarom schieten jullie nog' brult een S.S.-soldaat. 'Als jullie niet gekomen waren hadden wij niet geschoten' is het antwoord van soldaat Migchelbrink. Onmiddellijk daarop wordt hij door Hitlers elitetroepen geëxecuteerd.
De voorpostenstrook is nu geheel in Duitse handen."

Paulus Zijlstra

"In de avond van 12 mei dreigt op korte termijn de definitieve teloorgang van de Grebbeberg. Dit dwingt de Generale Staf tot drastische maatregelen.
Een grote tegenaanval moet het hoofd bieden aan de acute dreiging. Vier bataljons worden naar de omgeving van Achterberg gedirigeerd en krijgen de opdracht de Berg op de Duitsers te heroveren.
In aanvulling hierop worden troepen aan de verdediging van de Betuwe onttrokken. Zij moeten de opengevallen plaatsen op de Greb opnieuw bezetten. Beschermd door het duister sluipen in de nacht van 12 op 13 mei de soldaten van het eerste bataljon van 46 R.I. de spoorbrug bij Rhenen over. Paulus Zijlstra uit Wymbritseradeel is een van hen. De sectie van Zijlstra neemt posities in even ten westen van de diep ingezonken spoorlijn, vlak bij het viaduct.
De 13de mei brengt de ontknoping van de slag om de Grebbeberg. De tegenaanval loopt in de ochtenduren vast, ongeveer tegelijkertijd vallen de eerste gaten in de stoplijn.
Het slotbedrijf van de slag begint met de komst van de Duitse luchtmacht. 27 Stuka-bommenwerpers duiken op de Berg neer. In eerste aanleg is het vak waar zich de Nederlandse tegenaanval ontplooide het doelwit. Zware bommen slaan er gaten in het landschap en de vliegtuigen nemen vervolgens met hun boordwapens het terrein onder vuur. In dit geweld gaat de tegenaanval ten onder.
Ook Nederlandse stellingen elders op de Berg worden door de Stuka's aangevallen. Om 13.30 uur krijgt de sectie van Paulus Zijlstra een voltreffer, loopgraaf en schuilnissen storten in, een tiental soldaten sterft. Pas een maand later wordt het verminkte lichaam van Paulus gevonden.
In 1954 wordt op die plek bij grondverzet ten behoeve van woningbouw een portemonnee gevonden. De inhoud bestaat uit enkele verwrongen munten en wat papiersnippers die van een postwissel blijken te zijn. Als de puzzel van de snippers wordt gelegd, vormt zich vaag een naam. Deze naam echoot een laatste groet, een voorgoed vaarwel. Het vaarwel van soldaat Paulus Zijlstra."

273