Inleiding
Op de Grebbeberg liggen nog twee kazematten (de S17 en de S15) die de tijd relatief ongeschonden doorstaan hebben. De S17, gelegen aan de Heimersteinse Laan, lijkt steeds verder in de aarde weg te zakken, de S15, aan de Cuneraweg nabij de Grebbesluis, gaat een deel van het jaar achter het hoog opschietend onkruid verscholen. We hebben een restauratieplan gemaakt dat beide kazematten in oorspronkelijke staat moet terugbrengen. Het betekent concreet o.a. het verwijderen van het naoorlogse metselwerk en de aldus ontstane openingen voorzien van het geëigende hang- en sluitwerk. De restauratie zal het interieur overigens niet toegankelijke maken voor het publiek daar de toegankelijkheid in het recente verleden voor problemen gezorgd heeft.Omdat deze twee kazematten worden aangedaan tijdens onze rondwandeling leek het ons allen een goed idee om beiden op te knappen. Het mag duidelijk zijn dat de onderdelen die nodig zijn om de kazematten in oorspronkelijke staat terug te brengen reproducties zijn en dus niet origineel. De afmetingen van de benodigde onderdelen hebben wij weten te achterhalen door de oude bouwtekeningen uit het Rijksarchief te Den Haag te bestuderen en natuurlijk door zelf met de meetlat aan de slag te gaan. Daarnaast hebben wij diverse deskundigen op dit gebied geraadpleegd die vaak zeer bruikbare tekeningen en/of aanvullingen hadden. Het resultaat is een plan van aanpak met daarin een opsomming van de uit te voeren werkzaamheden en een kostenplaatje.
Een deel van die kosten zal gedragen worden door Stichting De Greb, het andere gedeelte willen wij financieren met behulp van sponsoren. Op de kazematten zal een kleine plaquette komen met daarop een korte beschrijving over de desbetreffende kazemat en de vermelding van de namen van de partijen die deze restauratie financieel mogelijk hebben gemaakt. De werkzaamheden zullen zoveel mogelijk door Stichting De Greb worden uitgevoerd. Dit om ervaringen op te doen opdat in de toekomst mogelijk ook andere objecten op en/of om de Grebbeberg opgeknapt kunnen worden.
De hierna volgende fragmenten geven een indruk van wat er zich in de meidagen van 1940 heeft afgespeeld in en om de bovengenoemde kazematten S15 en S17. De verslagen zijn afkomstig van de Sectie Militaire Geschiedenis (thans NIMH) in Den Haag en de gebruikte fragmenten daarvan zijn woordelijk overgenomen.
Dienstplichtig sergeant N. Hendrikse van het 8ste Regiment Infanterie zat in de S15 en meldt op 22 Augustus 1940:"... Ik ben Vrijdagmorgen 10 Mei in de kazemat (S15) gekomen om ongeveer 5 uur. Ik ben daar al sedert het begin van de mobilisatie geweest. De kazemat was bewapend met 1 licht mitrailleur (met schutter en helper). Ik had m.i. te weinig munitie in de kazemat: 12 trommels met 60 patronen; 23 aanvalshandgranaten; éénmaal is aangevuld met een kist minus 2 doozen en eenmaal met 2 doozen munitie. Achter de kazemat was een opstelling voor 9 man; deze waren ook onder mijn commando, onder den korporaal Assink (tijdens de mobilisatie van 11 R.I. over naar 8 R.I.).
Vrijdagavond begon het vijandelijk artillerievuur. Vóór mij zat de Vaandrig De Ridder, die 't vuur opende; links voor zat de Luitenant Timmermans. Ik bestreek den boomgaard, die daartusschen lag. Het schootsveld was slecht. Vrijdag heb ik nog twee boomen en wat struiken opgeruimd, maar kon niet meer doen. Door het duister kon ik geen vijand waarnemen; 't werd mij gemeld door een ordonnans van den Vaandrig De Ridder.
Zondagmorgen, ca. 2.00 of 3.00 uur begon het met een vliegeraanval (het was tusschen licht en donker) met bommen en een artillerievuur. Wij hoorden slechts de bommen neervallen. Toen een zware artillerie-beschieting; geen voltreffers op de kazemat; een paar scherven zijn door het schietgat gekomen. ..."
Th.G. de Kok was sectiecommandant van de 4e sectie van de Mitrailleur Compagnie (M.C.) van I-8 R.I. en schrijft:
"... Ik was sectiecommandant, 4e sectie van M.C.-I-8 R.I. Mijn Compagniescommandant was de kapitein T. Dales. De onder mijn bevelen staanden waren de navolgende dienstplichtige (dpl.) sergeanten: P. Polderman, A. Niehus, H. Oosterink, H. Hofs en D. Nijholt en de volgende dpl. korporaals: J. Wentink, Thieme, Dales, hierna nog enkele dpl. soldaten: P. Dijken, P. Somsen, G. v. Dam, J. Willemsen, P. Hommersom, Hengeveld, E. Friezen, W. Saenen, W. Weggelaar.
De opstelling bevond zich op den Heimersteinselaan en bestond uit 1 stekelvarken (S17) en 1 koepel (B18). In het stekelvarken waren twee mitrailleurs daar er nog 1 koepel gebouwd moest worden.
Op 10 Mei bezetten wij in de vroegte onze stelling en werd alles tot het gevecht in gereedheid gebracht. Die dag verliep zonder dat we behoefden op te treden. Wij gebruikten dien dag om ook nog enkele hindernissen die in ons schootsveld lagen op te ruimen en om munitie, water en levensmiddelen te halen.
Vrijdagsnacht opende enkele onderdeelen om ons heen het vuur. Daar ik geen opdracht gaf om te vuren kregen de manschappen een weinig angst, want de gedachten waren opgekomen, dat de vijand reeds zoover was doorgebroken. Wij stelden een onderzoek in waaruit bleek, dat er niets aanwezig was in het voorterrein, om het moreel van de manschappen goed te houden liet ik enkele vuurstooten afgeven even voor onze stelling maar alles rondom ons bleef vuren.
Zondag 12 Mei werd de dag dat we op moesten treden, echter pas tegen den middag. Wij zagen de eerste vijandelijke patrouilles doorbreken op een afstand van 1200 meter, die uit de richting Kruiponder zich in de richting van Achterberg begaven.
Behalve de sectie infanterie die op de rechtervleugel van onze stelling tot beveiliging zat en het stuk van de sectie van Luitenant Londo, dat onder aan het kruispunt Cuneraweg-Heimersteinschelaan zat was er voor zoover wij konden vaststellen niet veel meer aanwezig. We openden het vuur.
Wij bleven voortdurend optreden in het voorterrein, maar zagen wel in dat het zoo verkeerd moest lopen omdat het vuren van achteren steeds heviger werd en wij dan ook nu vast overtuigd waren, dat de vijand achter ons was doorgebroken. ..."